Spiegeltje spiegeltje aan de wand, naar een vereenvoudigde elektronische bewijsverzameling in elk Europees land?
Digitaal bewijs in strafzaken
De digitale revolutie herdefinieert elk aspect van de samenleving, en het strafrecht vormt daarop geen uitzondering. Hoe meer ‘criminelen’ gebruikmaken van de nieuwste technologieën om hun misdrijven te plannen en te plegen, des te meer justitie aangewezen is op elektronisch bewijsmateriaal om die misdrijven te kunnen bestraffen. Het gaat daarbij om digitale gegevens zoals audiovisuele content, tekstberichten en e-mails die naar schatting in maar liefst 85% van de strafrechtelijke onderzoeken een belangrijke rol spelen.
Omdat de betreffende data zich echter meer dan eens in een ander land bevinden, is het verkrijgen van toegang ertoe geen sinecure. Vaak gaat dit gepaard met een langdurig grensoverschrijdend proces. Om hieraan te verhelpen werkte de Europese Unie de afgelopen jaren aan een zogenaamd pakket ‘e-evidence’, dat definitief werd aangenomen in de zomer van 2023.
Het Europese ‘e-evidence’ pakket
Het pakket – bestaande uit Verordening 2023/1543 en Richtlijn 2023/1544 – introduceert naast een langverwacht Europees ‘verstrekkingsbevel’, ook een ‘bewaringsbevel’. Onder strikte voorwaarden kunnen politie en rechterlijke instanties daarmee rechtstreeks digitaal bewijs opvragen bij buitenlandse serviceproviders. Die providers zijn op hun beurt verplicht de verzochte data over te dragen (‘verstrekkingsbevel’) of te bewaren (‘bewaringsbevel’).
Algemeen geldt op basis van de Verordening dat buitenlandse dienstverleners (zoals sociale media- of telecombedrijven) de gevraagde gegevens binnen de 10 dagen (of binnen de 8 uur in geval van nood) moeten overdragen. De bewaarplicht duurt in principe dan weer 60 dagen, maar kan verlengd worden.
Indien een dienstverlener een van de aan hem gerichte bevelen niet zou opvolgen, riskeert hij een maximale boete van 2% van zijn wereldwijde jaaromzet. Om evenwel een vlotte naleving van de nieuwe bevelen te garanderen, verplicht de Richtlijn de betreffende dienstverleners (d.z. alle dienstverleners die diensten aanbieden binnen de EU) om een wettelijke vertegenwoordiger of een vestiging aan te wijzen op het grondgebied. Rechterlijke instanties kunnen hun e-bevelen daarnaartoe sturen, vooraleer er vervolgens gezorgd wordt voor de ontvangst, de naleving en de tenuitvoerlegging ervan.
Stap vooruit (vanaf augustus 2026)
Na de recente stemming van de Artificial Intelligence Act door het Europees Parlement, neemt de Europese Unie met deze regels rond elektronische bewijsverzameling opnieuw een essentiële digitale stap vooruit. Zoals echter eigen is aan het Europese wetgevingsproces, zal deze stap nog geen onmiddellijk effect hebben: lidstaten moeten nu eenmaal ‘even’ tijd krijgen (in dit geval: tot 18 augustus 2026) om zich naar de nieuwe regels te schikken. Daarnaast zullen de regels enkel voor opgeslagen gegevens gelden, en dus niet voor het onderscheppen van telecommunicatie in realtime.
Julie Petersen
Waeterinckx Advocaten
0 reacties