Op 24 juni ll. heeft de Raad van de Europese Unie twee nieuwe verordeningen aangenomen die tot doel hebben op uniforme wijze het vermogensrechtelijke regime aan te wijzen dat van toepassing is op gehuwde koppels en koppels die een vorm van geregistreerd partnerschap aangingen, en die zich in een grensoverschrijdende situatie bevinden.
Volgens de voorafgaande overwegingen beogen beide verordeningen daarbij “rechtszekerheid in vermogensrechtelijk opzicht” voor (gehuwde) paren, niettegenstaande hun “toenemende mobiliteit”.
Concrete uitwerking van de verordeningen
Beide verordeningen, van toepassing op huwelijken en registreerde partnerschappen aangegaan na 29 januari 2019, alsook op procedures of rechtskeuzes ter zake die ingang vinden na deze datum, hebben uitwerking op drie niveaus:
- In geval van discussie omtrent hun onderlinge vermogensrechtelijke relatie kunnen koppels in principe de rechtbank vatten van hun gewone verblijfplaats, tenzij ze er samen voor kiezen hun geschil elders te lokaliseren. Instanties die bevoegd zijn op basis van reeds bestaande Europese regelgeving, zoals de Europese erfrechtverordening, behouden hun bevoegdheid.
- De aldus gevatte instantie zal telkens het recht toepassen dat de partners hebben gekozen, op voorwaarde dat zij keuze deden voor het recht van de gewone verblijfplaats of de nationaliteit van een van de partners. Bij gebreke van een dergelijke rechtskeuze zullen de vermogensrechtelijke relaties tussen partners beheerst worden door het recht van hun eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats of, bij gebreke daarvan, van hun gemeenschappelijke nationaliteit, dan wel van de staat waarmee beide partners de nauwste band hebben.
- Indien koppels hun vermogensrechtelijk regime over de grenzen heen willen uitvoeren, geldt de regel dat de lidstaten elkaars beslissingen moeten erkennen zonder inhoudelijke toetsing of bijkomende formaliteiten, en tenuitvoerlegging moeten toestaan mits daartoe verzocht wordt.
Werkingssfeer
Gelet op het feit dat er geen unaniem akkoord tussen alle lidstaten mogelijk bleek omtrent deze verordeningen, heeft de Raad de lidstaten vrij gelaten om al dan niet toe te treden tot de verordeningen. Tot op heden hebben slechts 18 lidstaten hun medewerking bevestigd, te weten: België, Cyprus, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Slovenië, Oostenrijk, Finland en Zweden. Andere lidstaten zijn vrij om later toe te treden.
0 reacties