Iedereen vindt het doodnormaal dat zijn of haar favoriete producten te vinden zijn in de supermarkt. Maar spijtig genoeg verbergt dit soms een moeilijke relatie tussen leveranciers en afnemers. Veelal is het aanbod van deze producten het gevolg van keiharde en bittere onderhandelingen tussen supermarkten en hun leveranciers. Uit een aantal recente persartikels en documentaires blijkt dat leveranciers zich vaak in een zeer zwakke economische positie bevinden ten opzichte van grote spelers.
Om paal en perk te stellen aan deze soms onevenwichtige verhoudingen, werd een richtlijn uitgebracht inzake oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen binnen de landbouw- en voedselvoorzieningsketen. Daar deze richtlijn omgezet moest worden in Belgische wetgeving, was het noodzakelijk dat, ondanks de recente invoering van de B2B-wetgeving, opnieuw ingegrepen werd in de contractuele vrijheid tussen ondernemingen.
Waarom?
Waar de Belgische wetgever in april 2019 de B2B-wetgeving vastlegde, was zij niet de enige die zich mengde in de contractuele en commerciële relaties tussen ondernemingen. In diezelfde maand nam het Europees Parlement de Richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen aan.
De voedselvoorzieningsketen wordt gekenmerkt door een groot aantal initiële producenten (landbouwers en fabrikanten) en een brede afzetmarkt aan consumenten met daartussen slechts een handvol inkoopkantoren en supermarktketens. Men spreekt hier van een zandlopermodel dat op zich leidt tot een groot onevenwicht in de economische en juridische machtsverhoudingen tussen de verschillende actoren.
Dit heeft de Europese wetgever ertoe aangezet om een reeks specifieke handelspraktijken en bedingen binnen deze sector te bannen.
Deze richtlijn moest uiterlijk op 1 mei 2021 omgezet zijn in de nationale lidstaten en op 1 november 2021 in werking te treden. Maar in ons land werd de definitieve omzettingswet pas gepubliceerd op 15 december 2021.
Wie is betrokken?
Zoals gesteld wenst de richtlijn een aantal bestaande handelspraktijken binnen de voedselvoorzieningsketen te beteugelen. Het toepassingsgebied is heel breed.
Alle B2B-overeenkomsten tussen afnemers en leveranciers in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen zullen hieraan moeten voldoen, tenzij de leverancier een jaarlijkse omzet heeft van meer dan 350 miljoen euro. Deze worden dus beschouwd als grote leveranciers die minder bescherming nodig hebben.
Daarenboven is de richtlijn van toepassing op alle voedingsmiddelen en landbouwproducten: bederfelijke en niet-bederfelijke, natuurlijke of verwerkte, voor menselijke of dierlijke consumptie.
Het is dan ook duidelijk dat deze wetgeving op ongeveer iedere speler en iedere overeenkomst inzake voedingsmiddelen van toepassing zal zijn.
Hierbij wordt evenmin enig territoriaal onderscheid gemaakt. Zodra hetzij de leverancier hetzij de afnemer zich in de Europese Unie bevindt zal de wetgeving gerespecteerd moeten worden.
Wat voorziet de aangenomen implementatiewet?
In de eerste plaats kunnen wij vaststellen dat het Belgische wetsvoorstel op bepaalde vlakken verder gaat dan de minimale harmonisatie die door de EU wordt vooropgesteld. Inhoudelijk kunnen binnen de nieuwe B2B-reglementering zowel onrechtmatige bedingen als oneerlijke marktpraktijken worden vastgesteld.
Omtrent deze onrechtmatige praktijken wordt eveneens een onderscheid gemaakt tussen een zwarte lijst (die steeds verboden zijn) en grijze clausules.
Zwarte clausules
Volgende clausules worden in ieder geval als onrechtmatig aanzien:
- Betalingstermijnen die langer dan dertig dagen zijn.
- Annuleringstermijnen die te kort zijn om nog een alternatief te vinden (minder dan dertig dagen voor levering wordt te kort geacht).
- Eenzijdige wijziging van essentiële voorwaarden van de overeenkomst.
- Betalingen die geen verband houden met de verkoop van de producten.
- Betalingen voor bederf of verlies zonder dat de leverancier hier enige schuld aan heeft.
- Het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of verspreiden van bedrijfsgeheimen.
- Dreigen met of gebruiken van commerciële vergeldingsmaatregelen.
- Vergoedingen voorzien voor het behandelen van klachten.
Grijze clausules
Bij deze grijze clausules geldt een vermoeden van onrechtmatigheid. Deze clausules hebben allemaal betrekking op kosten die de afnemer de leverancier aanrekent in ruil voor aanvaarding in zijn netwerk.
Ze betreffen:
- Het retourneren van onverkochte producten zonder betaling.
- Vergoedingen voor opslag, uitstalling of opname in het assortiment.
- Financiering door de afnemer van kortingen en promotieacties.
- Betalingen voor reclame- en marketingkosten.
- Betalingen voor het personeel dat verkoopruimtes inricht.
Het vermoeden van onrechtmatigheid van deze grijze clausules kan weerlegd worden door:
- deze op een duidelijk en ondubbelzinnige wijze overeen te komen in de leveringsovereenkomst.
- een schriftelijke raming toe te voegen van het te betalen bedrag, vergezeld van een begroting van de kosten en de elementen waarop deze berekening werd gebaseerd.
Met andere woorden, een beding dat beschouwd wordt als een grijze clausule, zou geldig kunnen worden verklaard wanneer de leverancier precies weet waartoe hij zich, in beginsel en in cijfers, verbindt.
De keuze voor deze bepalingen moet dus klaar en duidelijk gemotiveerd worden.
Bovendien moet een begroting van de kosten en de economische impact aan deze bepalingen worden toegevoegd.
Dit laatste is op zich een opmerkelijk gegeven. De rechtspraak zal zich dan ook duidelijk op deze berekeningen kunnen baseren om al dan niet tot het onrechtmatig karakter van een clausule te besluiten.
Sancties
Net zoals bij andere regelgeving inzake marktpraktijken kunnen onrechtmatige clausules nietig worden verklaard en oneerlijke handelspraktijken worden verboden. Hierbij wordt eveneens de Economische inspectie als handhavingsautoriteit voorzien die in dit kader brede onderzoeksbevoegdheden heeft en waarbij anonimiteit van de klager een mogelijkheid is.
Dit kan er zowel toe leiden dat administratieve boetes worden opgelegd evenals de bekendmaking van beslissingen en partijen die zich hieraan bezondigen (‘name and shame’).
Wanneer van toepassing?
De implementatiewet is onmiddellijk na haar publicatie van toepassing op nieuwe overeenkomsten. Voor bestaande overeenkomsten wordt een overgangstermijn van twaalf maanden voorzien waarbinnen de nodige aanpassingen kunnen worden doorgevoerd.
Besluit
Alle spelers binnen de voedselvoorzieningsketen hebben te maken met deze nieuwe regelgeving.
Zij doen er dus goed aan zich degelijk voor te bereiden op deze nieuwe wetgeving.
In de eerste plaats moet een beoordeling gemaakt worden van de bestaande contracten en moeten deze indien nodig worden aangepast. Verder is het even essentieel om de huidige commerciële praktijken en onderhandelingsmethodes onder de loep te houden en waar nodig bij te schaven. In dat kader zal het dus ook van groot belang zijn dat de betrokken ondernemingen hun sales afdelingen voldoende informeren want dit zal een belangrijke impact hebben op hun (onderhandelings)praktijken en de overeenkomsten die ze afsluiten.
Wenst u meer informatie of bijstand van de specialisten van Seeds of Law, aarzel dan niet ons te contacteren.
Toon Delie en Steve Griess – Seeds of Law
0 reacties