In de Tiberghien-newsflash van 12 november vorig jaar kondigden wij een copernicaanse revolutie voor pensioenfondsen aan. Hun quasi zero taxation zou niet langer standhouden. Ondertussen werd de wet definitief op 11 januari (inwerkingtreding op 22 januari 2019) en heeft de fiscale administratie op 15 april een circulaire gepubliceerd met toelichting over de toepassing van deze nieuwe wetgeving.
In de eerste plaats, en ondanks het gebrek aan aandacht misschien wel de belangrijkste nieuwigheid, moet een pensioeninstelling die buitenlandse dividenden ontvangt zonder bemiddeling van een Belgische tussenpersoon voortaan zelf de roerende voorheffing aangeven en betalen. De circulaire zegt over deze zware bijkomende administratieve last en het niet te onderschatten financieringsnadeel niets. Beleggingen via rechtstreekse lijnen in het buitenland zijn dus niet langer neutraal in vergelijking met beleggingen via beleggingsvennootschappen.
Tevens wordt vanaf dit jaar vermoed dat dividenden die voortkomen van aandelen die niet minstens 60 dagen ononderbroken in volle eigendom zijn gehouden kunstmatig verkregen zijn. Als sanctie wordt eraan gekoppeld dat er voor deze dividenden geen vrijstelling van roerende voorheffing meer kan geclaimd worden en dat de ingehouden of betaalde roerende voorheffing niet verrekenbaar is met de vennootschapsbelasting. Daardoor is beleggen in aandelen niet langer belastingneutraal. Als een pensioeninstelling toch een vrijstelling of verrekening van roerende voorheffing wil toepassen, zal zij zelf moeten bewijzen dat de transactie niet fiscaal geïnspireerd is.
De schuldenaar van de RV moet in principe roerende voorheffing inhouden op alle dividenden. Voor pensioeninstellingen kan voortaan slechts worden afgezien van de inhouding als de tussenpersoon er zich op basis van een attest van heeft verzekerd dat de dividenden voortkomen uit effecten die gedurende een ononderbroken periode van ten minste 60 dagen in volle eigendom werden behouden, ofwel op de datum van de toekenning of de betaalbaarstelling van de inkomsten, ofwel op een latere datum gelegen binnen de 15 dagen vanaf de datum van toekenning of betaalbaarstelling.
De circulaire van de fiscale administratie mangelt o.i. en is deels contra legem, minstens onvolledig.
Uit de circulaire volgt impliciet dat de schuldenaar van de RV de vrijstelling niet mag toepassen indien de effecten minder dan 60 dagen in volle eigendom werden behouden en het bewijs werd geleverd dat de transactie niet kunstmatig was. Volgens de circulaire moet de pensioeninstelling zelf, via een tijdig bezwaarschrift, de RV terugvragen en het bewijs leveren dat de transactie ‘oprecht’ was. De wet verhindert o.i. niet dat de financiële tussenpersoon zelf een beoordeling doet over het oprecht karakter van de verrichting en dus de vrijstelling van RV wel toepast.
Voor de volledigheid vermelden wij nog dat een pensioeninstelling niet beperkt wordt tot de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening zoals gedefinieerd in de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. Een pensioeninstelling wordt ruimer omschreven, namelijk als een verkrijger waarvan het maatschappelijk doel uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit het beheer en beleggen van fondsen ingezameld met het doel wettelijke of aanvullende pensioenen uit te betalen. Het toepassingsgebied ratione personae is dus veel ruimer dan ofp’s en gelijkaardige buitenlandse pensioenfondsen.
Pensioeninstellingen en schuldenaars van roerende voorheffing analyseren bijgevolg best even hun nieuwe fiscale positie.
Meer lezen van Tiberghien? Dat kan hier!
0 reacties