Op 01/07/2024 werd de ‘Wet houdende maatregelen in de strijd tegen de overmatige schuldenlast en ter bescherming van ondernemingen in moeilijkheden’ gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
De eerste bepaling van deze Wet impliceert een toevoeging van artikel 2223 B.W. met een tweede lid.
A. Artikel 2223 B.W.
Het artikel 2223 B.W. luidt thans als volgt:
“De rechter mag het middel van verjaring niet ambtshalve toepassen.”
en zal worden aangevuld met een tweede lid, namelijk:
“In afwijking van het eerste lid mag de rechter het middel van verjaring ambtshalve toepassen in het kader van de rechtsplegingen met betrekking tot betaling van een geldschuld ingesteld door een onderneming als bedoeld in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht, tegen een consument als bedoeld in artikel I.1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van Economisch Recht”.
B. Verjaringstermijn
Het merendeel van alle burgerlijke vorderingen verjaren in principe na 10 jaar.
Deze algemene verjaringstermijn geldt onder meer voor facturen van aannemers, rekening van de dierenarts, factuur voor onderhoud en herstelling van een auto, …
Er zijn echter heel wat uitzonderingen waarbij de verjaringstermijn wordt ingekort:
- Ereloon advocaat / expert: 5 jaar;
- Fiscale vorderingen: 5 jaar;
- Alimentatiegeld / onderhoudsuitkering: 5 jaar;
- Verzekeringspremie: 3 jaar;
- Boete voor verkeersovertreding: 2 jaar;
- Kosten voor (para-)medische verzorging: 2 jaar;
- Verkoop van dagdagelijkse goederen bij een handelaar (voeding, kledij,…): 1 jaar;
- Ereloon gerechtsdeurwaarders: 1 jaar;
- Hotel- en restaurantrekening: 6 maanden.
Zonder dieper in te gaan op de mogelijkheden van stuiting of schorsing van de verjaring dient deze steeds door de niet-betaler te worden ingeroepen.
De realiteit op vandaag is dat in heel veel invorderingszaken de consument niet de moeite neemt om naar de rechtbank te gaan om daar ofwel de zaak te betwisten, ofwel afbetalingen te vragen.
In deze zaken wordt thans door de rechter verstek en vonnis verleend. Eenmaal dit vonnis is bekomen, beschikt de schuldeiser over een ‘nieuwe termijn’ van tien jaar om dit uit te voeren lastens zijn schuldenaar.
In de toekomst zal de rechter dus, in plaats van de niet-betalende consument, moeten nagaan of een eventuele verjaring aan de orde is en in voorkomend geval de vordering als ongegrond afwijzen. In dat geval komen zijn alle kosten ten laste van de aanleggende schuldeiser.
C. Invorderingsstrategie
We stellen in de wetgeving een tendens vast van steeds verdergaande bescherming van de niet-betalingen de consument.
Een ander voorbeeld hiervan is de recente (2023) wetswijziging met betrekking tot de invordering van facturen ten opzichte van consumenten die reeds vroeger door ons werd besproken en die heel wat extra regels en beperkingen oplegt aan de niet-betaalde handelaar.
De vraag is echter wat de implicatie van al deze wetswijzigingen zal zijn op de invorderingsstrategie van schuldeisers. Waar nu een soms (zeer) uitgebreid traject van minnelijke invordering wordt gehanteerd, is de kans reëel dat men (zeker voor vorderingen die onder een korte verjaringstermijn vallen) meteen zal overgaan tot dagvaarding.
In plaats van de consument te beschermen zal zij mogelijks sneller aan hoge kosten (dagvaardingskosten, rolrecht, rechtsplegingsvergoeding) worden blootgesteld…
Nathan Freitas Martins Vilar
TRUST Advocaten
0 reacties