Naar aanleiding van de nieuwe Reparatiewetgeving verscheen bij KnopsPublishing een geactualiseerde editie van het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (prof. dr. Carl Clottens – Eubelius Advocaten).
U kan uw exemplaar hier bestellen.
Op 16 april 2020 heeft het Parlement de wet tot omzetting van de Gewijzigde Aandeelhoudersrichtlijn van 17 mei 2017 (SRD II) goedgekeurd die nieuwe verplichtingen invoert voor genoteerde vennootschappen. De Europese wetgever trachtte de positie van de aandeelhouders te versterken en hun langetermijnbetrokkenheid te bevorderen, door hen te betrekken bij het remuneratiebeleid en transacties met verbonden partijen aan strengere regels te onderwerpen.
Eubelius Advocaten staan hierna stil bij het nieuwe remuneratiebeleid (“say on pay“) en remuneratieverslag en de regels voor transacties met verbonden partijen. Andere verplichtingen onder de Gewijzigde Aandeelhoudersrichtlijn hebben hoofdzakelijk betrekking op de betrokkenheid van aandeelhouders bij genoteerde vennootschappen (die op 3 september 2020 in werking zullen treden) en de werking van volmachtadviseurs.
Het remuneratiebeleid: “say on pay“
De aandeelhouders van genoteerde vennootschappen krijgen meer zeggenschap over de verloning van de leden van het bestuursorgaan, de leden van de (formele) directieraad, de personen belast met het dagelijks bestuur, en de personen belast met de leiding (i.e. de leden van een (informeel) managementcomité). Enerzijds krijgen aandeelhouders ex ante het recht om bij bindende stemming het remuneratiebeleid van de vennootschap vast te stellen. Anderzijds moet het bestuursorgaan ex post op een diepgaandere manier rekenschap afleggen voor de toegekende verloning. Op dit moment is het remuneratiebeleid, als deel van het remuneratieverslag, op zichzelf niet aan een afzonderlijke stemming onderworpen. Dit verandert: voortaan wordt ook het remuneratiebeleid ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering, en dit bij iedere materiële wijziging ervan en ten minste om de vier jaar. Wordt het remuneratiebeleid niet goedgekeurd, dan moet de verloning gebeuren overeenkomstig het laatst goedgekeurde remuneratiebeleid of, indien er geen goedgekeurd remuneratiebeleid is, de bestaande praktijk.
Onder het huidige recht is de remuneratie van leden van het bestuursorgaan al de exclusieve bevoegdheid van de algemene vergadering. De grootste wijziging schuilt dan ook in de remuneratie van de personen belast met het dagelijks bestuur of de leiding. Hun remuneratie betrof tot op heden een exclusieve bevoegdheid van het bestuursorgaan bevoegd voor hun benoeming. In de toekomst zal de algemene vergadering ook hierover haar invloed kunnen uitoefenen. Het bestuursorgaan blijft weliswaar bevoegd om de verloning van deze personen vast te stellen, maar zal hierbij moeten handelen in overeenstemming met het door de algemene vergadering goedgekeurde remuneratiebeleid. Een afwijking van het remuneratiebeleid kan enkel in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld voor de aanstelling van een crisimanager als de vennootschap zware financiële moeilijkheden zou ondervinden) en volgens de procedure vastgesteld in het goedgekeurde remuneratiebeleid.
Het remuneratiebeleid moet verduidelijken hoe het bijdraagt aan de bedrijfsstrategie, de langetermijnbelangen en duurzaamheid van de vennootschap. Het beleid omvat onder meer de verschillende onderdelen van de vaste en variabele remuneratie die kunnen worden toegekend, en geeft de financiële en niet-financiële criteria aan die gehanteerd worden voor de toekenning van variabele remuneratie (waaronder, in voorkomend geval, criteria inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen). Indien de vennootschap op aandelen gebaseerde remuneratie toekent, vermeldt het beleid onder meer de wachtperioden (“vesting periods“). Daarnaast bevat het beleid informatie met betrekking tot opzegtermijnen, aanvullende pensioensregelingen, vervroegde uittredingsregelingen en vertrekvergoedingen. Ten slotte licht het beleid toe hoe de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers van de vennootschap in rekening zijn genomen bij de vaststelling van het remuneratiebeleid.
Teneinde te waarborgen dat het bezoldigingsbeleid correct wordt uitgevoerd, moet het remuneratieverslag voortaan verschillende bijkomende gegevens vermelden:
- Informatie op individuele basis. De informatie in het remuneratieverslag moet voortaan ook voor de leden van de directieraad en alle personen belast met het dagelijks bestuur op individuele basis worden verstrekt. Voor de personen belast met de leiding volstaat het nog steeds dat de informatie op globale basis wordt bekendgemaakt, behalve voor wat de vertrekvergoeding en aandelen(opties) betreft. Het voorstel om hun remuneratie op individuele basis bekend te maken, heeft de definitieve tekst niet gehaald.
- Motivering in het licht van langetermijnprestaties. Het verslag licht toe hoe het totale remuneratiebedrag strookt met het vastgestelde remuneratiebeleid, en met name hoe het bijdraagt aan de langetermijnprestaties van de vennootschap.
- Vergelijking met gemiddelde verloning werknemers. Om enige houvast te bieden bij de interpretatie van het remuneratieverslag, moet ook de jaarlijkse evolutie worden weergegeven van de remuneratie, de prestaties van de vennootschap en de gemiddelde verloning van de andere werknemers. Deze cijfers moeten worden gepresenteerd over een termijn van minstens vijf boekjaren, zodat aandeelhouders makkelijk kunnen vergelijken. Het verslag moet eveneens de ratio tussen de hoogste remuneratie en de laagste remuneratie binnen de vennootschap vermelden.
De Europese Commissie heeft een ontwerp van niet-bindende richtsnoeren bekendgemaakt met het oog op een gestandaardiseerde voorstelling van het remuneratieverslag.
De uiterste datum voor de toepassing van de nieuwe regels is voor de meeste genoteerde vennootschappen de jaarvergadering van 2021. Zij moeten hun remuneratieverslagen voor het eerst in de nieuwe stijl opstellen over het eerste boekjaar dat na 30 juni 2019 is gestart. Het eerste remuneratiebeleid moet worden voorgelegd aan de algemene vergadering die de jaarrekening over hetzelfde boekjaar goedkeurt.
Transacties met verbonden partijen
Wanneer een vennootschap verrichtingen aangaat met een aandeelhouder, bestuurder, directielid of een andere verbonden partij, bestaat het risico dat deze laatste zich hierbij waarde toe-eigent die aan de vennootschap toebehoort. De Gewijzigde Aandeelhoudersrichtlijn voert daarom regels in omtrent transacties van genoteerde vennootschappen met verbonden partijen in de zin van IAS 24.
De procedure sluit grotendeels aan bij die van onze bestaande Belgische regeling voor intragroepsbelangenconflicten van de artikelen 7:97 en 7:116 WVV (het oude artikel 524 W.Venn.). Het toepassingsgebied ervan wordt echter in zeer grote mate uitgebreid.
Het wetsvoorstel bevat volgende nieuwigheden ten opzichte van de huidige regeling:
- Ook voor niet-gecontroleerde vennootschappen. Waar het toepassingsgebied vandaag is beperkt tot transacties met de controlerende aandeelhouder (en zijn dochtervennootschappen), zal de procedure in de toekomst moeten worden toegepast op transacties met elke “verbonden partij” in de zin van IAS 24. Dit begrip viseert ook andere dan controlebanden, zoals bijvoorbeeld de uitoefening van een wezenlijke invloed, het deel uitmaken van de personeelsleden op sleutelposities en familiebanden tussen natuurlijke personen. Dit betekent niet alleen dat ook de niet-gecontroleerde genoteerde vennootschappen de procedure zullen moeten toepassen, maar bovendien dat het aantal potentieel relevante tegenpartijen aanzienlijk stijgt. Wanneer een genoteerde vennootschap een transactie met een lid van het bestuursorgaan aangaat, dan zal het in beginsel dus niet langer volstaan om louter de belangenconflictenregeling van de artikelen 7:96 of 7:115 WVV (het oude artikel 523 W.Venn.) toe te passen.
- Drie onafhankelijke bestuurders. Elke transactie met een verbonden partij moet door het bestuursorgaan worden goedgekeurd. Als de verbonden partij een lid van het bestuursorgaan is, dan mag die niet aan de beraadslaging of stemming deelnemen. Bovendien moet een comité van drie onafhankelijke leden van het bestuursorgaan een schriftelijk gemotiveerd advies over de voorwaarden van de transactie uitbrengen bij het bestuursorgaan. Dit heeft als praktisch gevolg dat een genoteerde vennootschap minstens drie onafhankelijke bestuurders zal moeten hebben opdat transacties met verbonden partijen zouden kunnen worden aangegaan. Anders dan onder de huidige regeling kan het comité vrij beslissen of het zich al dan niet door een onafhankelijk expert laat bijstaan.
- Ook voor dochtervennootschappen. Niet enkel de transacties die de genoteerde vennootschap zelf aangaat, maar ook die van haar niet-genoteerde dochtervennootschappen worden geviseerd. Dochtervennootschappen kunnen dus geen transacties met verbonden partijen meer aangaan zonder voorafgaand akkoord van het bestuursorgaan van hun genoteerde moedervennootschap.
- Onmiddellijke transparantie. De transactie moet onmiddellijk openbaar worden gemaakt. Dat is heel wat vroeger dan onder de huidige regeling, waarbij de transactie pas in het volgende jaarverslag moet worden bekendgemaakt. Die onmiddellijke openbaarmaking omvat minstens de naam van de verbonden tegenpartij, de waarde van de transactie en alle andere informatie vereist om te beoordelen of de transactie redelijk en billijk is vanuit het oogpunt van de genoteerde vennootschap en haar aandeelhouders. Ook het besluit van het comité van onafhankelijke bestuurders zal moeten worden bekendgemaakt en in voorkomend geval de motivering waarom het bestuursorgaan ervan afwijkt.
- Vrijstellingen. De huidige regeling bevat reeds een vrijstelling voor niet-materiële transacties, met een waarde minder dan 1% van het netto-actief op geconsolideerde basis, en voor gebruikelijke transacties tegen marktvoorwaarden. Nieuw is dat voor de berekening van de 1%‑materialiteitsdrempel de niet-materiële transacties met dezelfde verbonden partij in een periode van 12 maanden moeten worden samengeteld. Wat de gebruikelijke transacties aan marktvoorwaarden betreft, moet het bestuursorgaan een interne procedure vaststellen om periodiek te beoordelen of aan die voorwaarden is voldaan. Beslissingen inzake remuneratie worden uitgesloten van het toepassingsgebied, net als transacties in eigen aandelen, uitkering van interimdividenden, en kapitaalverhogingen met voorkeurrecht.
Deze nieuwe regels zijn van kracht sinds de tiende dag na de bekendmaking van de omzettingswet in het Belgisch Staatsblad (6 mei 2020).
Joris De Wolf – Counsel Eubelius Advocaten
Anouk Kerkhofs – Advocaat Eubelius Advocaten
Bert Antonissen – Advocaat Eubelius Advocaten
0 reacties