Enkele beschouwingen over de rechtenopleiding naar aanleiding van mr. Hugo Lamons artikel “Universiteiten leiden geen advocaten meer op” (22 november 2017)
Hoe is het toch zover kunnen komen dat we verglijden van onderwijs ten dienste van de gemeenschap, ten dienste van de persoonlijke ontwikkeling en verruiming van de menselijke geest, naar een “marktconform product” aangeboden zoals eender welke “koopwaar” ten behoeve van de “winstmaximalisatie van de ondernemer”?
De vermarkting van het onderwijs
Voor het onderwijslandschap wordt met de “Bologna verklaring” (1999) het startschot gegeven voor de vermarkting van deze “hoeksteen van de samenleving”.
Een neoliberale samenleving heeft een “kleine, efficiënte overheid” en wat in de samenleving door de private sector op welke wijze dan ook kan worden gedaan moet aan hen worden overgedragen, subsidies, lees belastinggelden inclusief.
Onder het mom van een “Europese Hoger Onderwijsruimte” wordt een “Europese Hoger Onderwijsmarkt” opgezet.
Waar eens het algemeen belang centraal stond zijn nu “concurrentie en winstmaximalisatie” de sleutelwoorden.
Overbodig te stellen dat andere dienstensectoren voorafgingen, andere nog zullen volgen en dit tot op het ogenblik dat er niets meer rest om te vermarkten, en alles in handen is gegeven van de zo genaamde private ondernemers, zijnde in realiteit de multinationals.
Om het onderwijslandschap te neoliberaliseren moeten de diploma’s vergelijkbaar zijn (wederzijds erkend), de structuur van de opleidingen in een zelfde vorm gegoten (Bachelor, Master, PhD) en dit met een relevantie voor de arbeidsmarkt; wat zich vertaalt naar een enge en beroepsgerichte opvatting met het oog op het zo snel mogelijk afleveren van het “afgewerkt product student” onmiddellijk inzetbaar door het bedrijfsleven, zijnde zonder verdere kosten voor de eindgebruiker.
Zonder binnen dit kader tot in detail te gaan is het essentieel om de rol van het bedrijfsleven en haar lobbyisten binnen onze samenleving en alsook het onderwijs te begrijpen.
Binnen het neoliberale gedachtegoed is Onderwijs – net zoals de vermarkting van de dienstensector in het algemeen – koopwaar geworden waaraan een winstplaatje van miljarden euro’s per jaar kleeft; dit geld kan natuurlijk niet binnen de samenleving blijven en dient versluisd naar de elite, zijnde de ondernemingen.
De “Universele mens” is geen goede klant
Net als elk product moet ook onderwijs een vervaldag krijgen.
Opleiden tot “Universele mens” past niet binnen dit concept; als student zou men dan teveel een algemeen inzicht verwerven waardoor men – na een bijkomende opleiding binnen een bedrijf / een beroepenveld – teveel vrijheid en zelfstandig denken zou opbouwen met als gevolg een verminderde afhankelijkheid en een te grote zelfredzaamheid.
Door op te leiden – te versmallen – tot een bepaald beroep wordt hierboven aangehaald gevaar tot een minimum gereduceerd en tegelijkertijd wordt het de verantwoordelijkheid van de persoon om bij gewijzigde (economische) omstandigheden zich te schikken naar het dogma van “levenslang leren”, levenslang en bij middel van eigen financiering natuurlijk.
Door permanent te moeten herscholen is elk individu een potentiële klant geworden voor de (gecommercialiseerde) onderwijsverstrekker.
Maar het onderwijs doet niet uitsluitend “dienstverlening aan het bedrijfsleven”.
Door vertegenwoordiging in een waaier aan organen, raden, commissies (enz.) binnen de onderwijsinstellingen en de werking van lobbygroepen buiten en binnen de instellingen, heeft het bedrijfsleven een beslissingsmacht en controle op onze onderwijsinstellingen verworven.
Zo zal er alvorens het opstarten van een opleiding gekeken worden naar de behoeften van het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven neemt het initiatief. Pas in een volgende fase komen de onderwijsinstelling aan zet. Kortom de start van een opleiding begint en eindigt bij het bedrijfsleven, hun “behoeften” waardoor een opleiding “meer aansluit bij de arbeidsmarkt” en niet (meer) bij de mens en zijn “Universele vorming”.
Binnen de interne organisatie van de Instellingen van Hoger Onderwijs vertaalt zich deze bedrijfsinmenging in een doorgedreven “top down- organisatie” en een controle op de vrijheid van het academisch personeel.
In navolging van de ondernemingsstructuur wordt een gecentraliseerde, alles controlerende administratie opgezet, in de wandelgangen ook wel “Het grote Waterhoofd” genoemd, door niemand zo openlijk gezegd maar door iedereen probleemloos begrepen.
Zo verschuift de academische vrijheid naar de door de administratie gedomineerde en gecontroleerde eenheidsworst; studenten worden klanten en docenten dienen zich klantvriendelijk op te stellen, worden hierop afgerekend, en zo zag het “klantvriendelijke onderwijsconcept” het levenslicht.
Studenten worden “afgewerkte producten”
Maar wie zijn nu de echte afnemers van het product “onderwijs”?
In afwachting van de totale overname van het onderwijs door de ondernemers is vandaag deze laatste groep zeker het te bedienen clientèle.
In een volgende fase worden de studenten – en met hen de docenten – de klanten van de ondernemers; De onderwijsinstellingen zijn nu in handen van de ondernemers met als gevolg dat zowel overheid (samenleving), studenten en docenten ten volle zullen bijdragen tot de winstrealisatie van de aandeelhouders van het geprivatiseerde en beursgenoteerde onderwijs.
Heden is het wat België betreft nog niet zover maar het door de “ondernemers gestuurde, beheerde, en het bezit van ons onderwijsapparaat” komt wel in zicht, en als het van die ondernemers afhangt liever gisteren dan vandaag; en dan hebben we binnen dit kader nog met geen woord gerept over GATS en vrijhandelsverdragen als o.a. TTIP.
Inmiddels zijn alle instellingen van Hoger Onderwijs in Vlaanderen samengebundeld, vervolgens via “Associaties” verbonden aan één Universiteit, en met als sluitstuk de “droom” van één Universiteit voor geheel Vlaanderen.
Het opleiden van jongeren is veel meer dan het afleveren van “afgewerkte producten” voor het werkveld, voorzien van een vervaldatum om vervolgens “terug naar af” te worden gestuurd.
Onderwijs is als een architect die een plan ontwerpt gesteund op stevige fundamenten, waarop vervolgens een mooie woning kan worden opgetrokken.
De architect kent en hoort de wensen van de bouwheer, de verzuchtingen van elke betrokkene maar blijft steeds de “dominus litis” en daarmee de eindverantwoordelijke van het bouwproces.
Onderwijs vormt de mens en maakt deze klaar om zichzelf onafhankelijk verder te ontplooien, zich te verdiepen in de fundamentele waarden van onze samenleving.
Onderwijs is dan ook een architect met een levenslange aansprakelijkheid, en dit in tegenstelling tot het korte termijn denken en handelen van de ondernemer.
Laten we als samenleving meer dan ooit alert zijn, laten we “buiten de lijntjes kleuren”, wakker, actiebereid en vooral fundamenteel kritisch zijn en blijven, zo niet delen we het onfortuinlijke lot van deze “konijnen, verleid en verblind door de lichtbak”.
Mr. Daniel Holtappels
Advocaat – Docent Hoger Onderwijs
0 reacties