Eind vorig jaar schrikte het fiscale landschap op door een ingrijpend voorstel tot wijziging van het VVPRbis-stelsel dat een enorme verstrenging met zich meebracht. De soep werd gelukkig niet zo warm gegeten als ze werd opgediend. Naar aanleiding van een parlementaire vraag heeft deze wijziging zelfs een positief effect teweeggebracht voor vennootschappen die sinds de invoering van het WVV eerder uitgesloten waren van de VVPRbis-regeling. Dit geldt reeds voor dividenden uitgekeerd vanaf 1 januari 2022. Met dit artikel geven we inzicht in wat nu precies gewijzigd is.
Wat we al wisten over het VVPRbis-stelsel
Sinds 1 juli 2013 is de regeling rond de mogelijke verlaagde taxatie bij dividenduitkeringen van kracht voor dividenden uitgekeerd aan natuurlijke personen (VVPRbis-stelsel). Op die manier kan de vennootschap dividenden aan een verlaagd tarief van 15% uitkeren in plaats van aan het normale tarief van 30% op vandaag.
Wie het regime wil toepassen, moet uiteraard aan een aantal vereisten voldoen. Zo moet het gaan om gewone aandelen op naam gecreƫerd vanaf 1 juli 2013 waarvan het kapitaal/de inbreng volstort moet zijn uiterlijk op het ogenblik van de dividenduitkering. Daarnaast moet de vennootschap op het moment van de uitgifte ook voldoen als een kleine vennootschap en de aandelen ononderbroken in volle eigendom aanhouden. Ten slotte moet de vennootschap een aantal jaren wachten vooraleer ze het verlaagd tarief mag toepassen. Niets nieuws aldus.
Minimumkapitaal
Bij de invoering bepaalde de wetgeving dat vennootschappen slechts in aanmerking kwamen voor de toepassing van het VVPRbis-stelsel in de mate zij een vereiste van minimumkapitaal hadden. Dit kapitaal moest minstens 18.550 euro bedragen, zoals dit voorzien was in het oude wetboek van vennootschappen voor de bv.
Concreet betekende dit dat vennootschappen zonder een vereiste van minimumkapitaal (VOF, CommV) per definitie uitgesloten waren van het voordelige stelsel tenzij ze hun kapitaal zouden verhogen tot minstens 18.550 euro.
Ter illustratie: in 2015 werd een CommV opgericht met een kapitaal van 2.000 euro waarbij 200 aandelen gecreƫerd werden. Aangezien niet voldaan is aan de voorwaarde van het minimumkapitaal kon voor deze aandelen geen VVPRbis toegepast worden. Enkel wanneer de vennootschap het kapitaal verhoogt naar minstens 18.550 euro konden de nieuw gecreƫerde aandelen gebruik maken van de voordelige tarieven in de roerende voorheffing. Merk op dat de oude aandelen ook dan nog steeds niet in aanmerking kwamen voor het verlaagde tarief.
Ook met de invoering van het WVV vanaf 1 mei 2019 wijzigde aan voorgaande situatie niets. Hoewel het nieuwe WVV het minimumkapitaal voor bvās afschafte, konden in voornoemd voorbeeld de initieel gecreĆ«erde aandelen (200 stuks) niet genieten van VVPRbis. In de wet stond als voorwaarde immers nog steeds dat initieel voldaan moest zijn aan het minimumkapitaal van 18.550 euro.
Wat is nu positief veranderd?
In de inleiding verwezen we al naar de wijzigingen die de wetgever ingevoerd heeft inzake het stelsel van VVPRbis. Zuiver technisch gezien heeft de wetgever geopteerd om de wijzigingen niet in de tekst zelf te verwerken maar het wetsartikel volledig te vervangen waarbij alle voorwaarden opnieuw werden uitgeschreven.
Op zich is dit niet speciaal, ware het niet dat de specifieke verwijzing die stelde dat vennootschappen die niet voldeden aan de vereiste voor een minimumkapitaal uitgesloten waren van het VVPRbis-stelsel, nu geschrapt is. In een recent gepubliceerd antwoord op een parlementaire vraag heeft de minister van FinanciĆ«n bevestigd dat āde bij de oprichting van de vennootschap [die destijds geen minimumkapitaal behoefde] uitgegeven aandelen eveneens in aanmerking [komen] voor het VVPRbis-stelsel."
Terugkomend naar het voorbeeld van de CommV met een kapitaal van 2.000 euro bij de oprichting in 2015, betekent het ānieuweā wetsartikel aldus dat nu wel voldaan is aan de voorwaarden voor de toepassing van het VVPRbis-stelsel.
Aaron Vervaeke, fiscaal adviseur bij Titeca Pro Accountants & Experts
0 reacties