Consumenten worden reeds lange tijd beschermd tegen de ‘macht’ van ondernemingen. Zo zijn er verschillende soorten bedingen die ongeldig zijn in B2C-contracten. De wetgever stelde echter vast dat de macht in een B2B-contract ook lang niet altijd gelijkwaardig is. In sommige gevallen lijkt deze verhouding zelfs op deze bij een B2C-contract. Daarom besloot de wetgever om ook ondernemingen bescherming te bieden wanneer zij met andere ondernemingen een overeenkomst sluiten.
Middels de wet van 4 april 2019 houdende wijziging van het Wetboek van Economisch Recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen wil de wetgever ook ondernemingen een vorm van bescherming geven wanneer de machtsverdeling tussen de ondernemingen ongelijk is.
Deze regels zijn van toepassing op alle overeenkomsten tussen ondernemingen in de zin van artikel I.8, 39° van het Wetboek van Economisch Recht. Deze definitie wijkt af van het ‘nieuwe’ ondernemingsbegrip dat normalerwijze gehanteerd wordt. Dit heeft tot gevolg dat “elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft (alsmede zijn verenigingen)” als onderneming in de zin van de onrechtmatige bedingen in een B2B-contract wordt gezien.
Deze definitie heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld een vzw die geen economische of beroepsactiviteit verricht, niet kan genieten van deze bescherming. Een vzw kan echter ook niet genieten van de (gelijkaardige) consumentenbescherming. Dit leidt tot het perverse effect dat dergelijke vzw’s in een minder beschermde positie verkeren dan bijvoorbeeld vennootschappen.
Algemeen verbod
In de eerste plaats geldt er een algemeen geformuleerd verbod. Een contractueel beding in een B2B-contract kan namelijk onrechtmatig en verboden zijn wanneer dit, eventueel in samenhang met andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen. Om dit onevenwicht te beoordelen moet er rekening gehouden worden met de omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, de geldende handelsgebruiken, enz.
Het onevenwicht bestaat niet automatisch wanneer een grote onderneming een overeenkomst sluit met een kleine onderneming. Een kleine onderneming die door het gebrek aan concurrentie in de omgeving onevenwichtige voorwaarden kan opleggen aan een grote onderneming, kan deze bedingen vernietigd zien worden.
Zwarte en grijze lijst
Naast het algemeen verbod, werden er ook een zwarte en een grijze lijst met onrechtmatige bedingen opgenomen.
De bedingen op de zwarte lijst zijn steeds onrechtmatig. Dit zijn bedingen die:
- Voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de andere partij terwijl de uitvoering van de prestaties van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil.
- De onderneming het eenzijdige recht geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren.
- In geval van betwisting, de andere partij doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming.
- Op onweerlegbare wijze de kennisname of de aanvaarding van de andere partij vaststellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst.
De grijze lijst bevat bedingen die vermoed worden onrechtmatig te zijn. Dit is een weerlegbaar vermoeden. De grijze lijst bevat bedingen die:
- De onderneming het recht verlenen om zonder geldige reden de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen.
- Een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijke opzegtermijn.
- Zonder tegenprestatie het economische risico op een partij leggen indien die normaliter op de andere onderneming of op een andere partij bij de overeenkomst rust.
- Op ongepaste wijze de wettelijke rechten van een partij uitsluiten of beperken in geval van volledige of gedeelde wanprestatie of gebrekkige uitvoering door de andere onderneming van een van haar contractuele verplichtingen.
- Onverminderd artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek, de partijen verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn.
- De onderneming ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar zware fout of voor die van haar aangestelden of, behoudens overmacht, voor het niet-uitvoeren van de essentiële verbintenissen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken.
- De bewijsmiddelen waarop de andere partij een beroep kan doen beperken.
- In geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de andere partij, schadevergoedingsbedragen vaststellen die kennelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden.
Voor de grijze lijst is het steeds mogelijk voor de betrokken onderneming om aan te tonen dat het beding een rechtmatig karakter heeft. Dit kan door bijvoorbeeld de evenredigheid van de totale overeenkomst aan te tonen. Wanneer een beding van de grijze lijst voorkomt in een overeenkomst kan dit het gevolg zijn van onderhandelingen tussen de partijen, waarbij op andere vlakken tegemoetkomingen werden voorzien.
Inwerkingtreding
De bepalingen omtrent de onrechtmatige B2B-bedingen treden op 1 december 2020 in werking. Dit zal enkel van toepassing zijn op overeenkomsten die na deze datum worden gesloten, verlengd of gewijzigd. Overeenkomsten die reeds gesloten werden voor 1 december 2020 kunnen niet onderworpen worden aan deze wettelijke bepalingen.
Deze regels zullen echter niet van toepassing zijn op financiële diensten en op overheidsopdrachten en de overeenkomsten die hieruit voortvloeien, tenzij middels een koninklijk besluit bepaalde bepalingen wel van toepassing verklaard worden.
Bij het opstellen van B2B-contracten zal u, zoals steeds, de nodige aandacht moeten besteden aan de inhoud van uw overeenkomst. Indien u hierbij hulp wenst, kan u ons steeds contacteren.
0 reacties