Je onderneming groeit en is klaar om uit te breiden. De verkoop van je producten of diensten bij je lokale partners loopt als zoete broodjes. Een opportuniteit doet zich voor om de verkooppunten en het klantenbestand uit te breiden. Een handelsagent of distributeur biedt zich aan. Je vindt een winkelpand op een toplocatie in de stad. Kortom, je staat te popelen om een commerciële samenwerking af te sluiten want alle kaarten liggen goed. Daar ga je dan, onbezorgd met de wind in de haren de opportuniteit tegemoet en binnen no time gestart met een succesvolle samenwerking, of toch niet?! Wettelijk gezien worden ondernemers gehinderd in snelheid door ‘informatieplichten’.
Informatieplichten: moet ik daar mee bezig zijn?
Het antwoord laat zich raden. Ja. De wetgever legt een informatieplicht op voor partijen die commerciële samenwerkingsovereenkomsten sluiten.
Dit zijn overeenkomsten, waarbij de ene onderneming aan de andere onderneming een recht verleent om bij de verkoop van producten of de verstrekking van diensten gebruik te maken van een gemeenschappelijk uithangbord, een gemeenschappelijke handelsnaam, een overdracht van knowhow en/of een commerciële of technische bijstand. Voorbeelden zijn distributieovereenkomsten, franchiseovereenkomsten, verkoopconcessies, handelsagenturen (met uitzondering van bank- en verzekeringsagenten) en/of vergelijkbare commerciële samenwerkingen.
Welke informatie moet de kandidaat-contractant bekomen?
De informatieverplichting bevat de volgende aspecten:
- De leverancier van de commerciële formule maakt een volledig ontwerp van de samenwerkingsovereenkomst over.
- Hij maakt ook een afzonderlijk document over, waarin enerzijds de belangrijkste contractuele afspraken worden opgenomen en anderzijds gegevens vermeld staan op basis waarvan de kandidaat-contractant in staat is om zijn commitment naar de toekomst toe te beoordelen. Denk bij dit laatste aan de noodzakelijke investeringen, marktaandelen, boekhoudkundige gegevens, e.d.m.
“Mijn juridisch adviseur maakt deze documenten vanavond op, ik start alsnog morgen!”
Jammer maar helaas. Zelfs indien voldaan aan de informatieverplichting is morgen starten geen optie. Immers, minstens één (1) maand voor het sluiten van de commerciële samenwerkingsovereenkomst moet deze informatie aan uw potentiële contractspartij ter beschikking zijn gesteld. Deze termijn fungeert als een absolute wachttermijn. De overeenkomst mag nog niet zijn aangegaan, noch mag ze op dat ogenblik uitgevoerd worden.
Bovendien kan deze termijn bijkomend worden verlengd als er wijzigingen aan de afspraken tussen partijen worden aangebracht in de ontwerpovereenkomst of in de bijhorende documentatie.
Zijn de gevolgen dan zo significant als ik de informatieverplichting niet naleef?
Ja. Een recent voorbeeld uit de rechtspraak drukt ons met de neus op de feiten.
Net geen twee jaar na de aanvang van een franchiseovereenkomst verzuurde de relatie tussen de franchisenemer, die een Carrefour Express uitbaatte, en de franchisegever. De franchisenemer had inmiddels een aanzienlijke schuld opgebouwd ten aanzien van de franchisegever (openstaande facturen ingevolge de levering van goederen en achterstallige huurgelden). De franchisegever vond overigens dat het beheer van de winkel te wensen overliet. De franchisenemer was echter van mening dat de franchisegever hem een wortel voor de neus had gehouden en de Carrefour Express van meet af aan verlieslatend was. De winkel beantwoordde niet aan de omzet die de franchisegever hem had voorgehouden.
Het geschil werd op de spits gedreven en eindigde in de rechtbank. De franchisegever dagvaardde de franchisenemer tot betaling van de achterstallige facturen en huurgelden. De franchisenemer riep op zijn beurt de nietigheid van de franchiseovereenkomst in omdat de franchisegever de precontractuele informatieverplichting niet had nageleefd.
De franchisegever trok aan het kortste eind. De nietigheid van de franchiseovereenkomst werd bevestigd.
“Maar wat houdt zo’n nietigheid concreet in?”
Het plaats de partijen terug tot op het moment waarop de overeenkomst werd gesloten. Op dat ogenblik hebben partijen niets van elkaar te vorderen en moeten ze teruggeven wat in de uitvoering van de overeenkomsten werd gepresteerd. Dit heeft echter niet alleen een impact op hun rechten en plichten voortvloeiende uit de overeenkomst zelf maar ook op alle overeenkomsten of handelingen die er onlosmakelijk mee verbonden zijn.
Het venijn zit hem dus in de staart. De franchisegever werd niet enkel gehouden tot de terugbetaling van de geleverde prestaties maar ook tot de integrale vergoeding van de schade die de franchisenemer heeft geleden door de nietige overeenkomsten.
Kostenplaatje van dit alles: de terugbetaling van de geleverde prestaties, de vergoeding van de door de franchisenemer betaalde investeringen, onroerende voorheffing, elektriciteit, huurgelden, businesslening, inclusief interesten en dit zelfs waar de franchisenemer deze kosten en uitgaven niet ten aanzien van de franchisegever, maar ten aanzien van een derde zoals een bank heeft gemaakt. Een mens zou zich voor minder in zijn koffie verslikken.
Een gewaarschuwde onderneming telt voor twee
“Precontractuele informatie, een noodzakelijk kwaad om mee rekening te houden?!
Tot zo lang de relatie met de contractspartij goed loopt, is er geen vuiltje aan de lucht. Zoals steeds, zit het risico net in het stuklopen van de contractuele relatie en de middelen die een partij dan voorhanden heeft om na te trappen. Rekening houdende met bovenvermelde rechtspraak, betekent dit dat een contractspartij schadevergoeding kan vorderen voor alle gemaakte kosten in het kader van de commerciële samenwerking. Op die manier loert een financiële kater om de hoek. Het is bijgevolg echt een noodzakelijk kwaad om enerzijds de precontractuele informatiedocumenten te voorzien en anderzijds om de wachttermijn van minstens één (1) maand te respecteren.
Shana Claes, Legal Advisor VGD
0 reacties