Dirk Deschrijver maakt enkele kritische aantekeningen bij de koopkrachtpremie. Waarom ondergaat deze premie een fiscaal en sociaal gunstige behandeling? Hoe moeten we een begrip als “uitzonderlijk hoge winst” eigenlijk invullen? En waarom worden de terechte opmerkingen van de Raad van State genegeerd?
In het Belgisch Staatsblad van 28 april 2023 verscheen een koninklijk besluit van 23 april 2023 betreffende de zogenaamde ‘koopkrachtpremie’. Het Verslag aan de Koning stelt vast dat op basis van de wet van 26 juli 1996 “tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen”, een maximale marge voor de loonkostenontwikkeling is vastgelegd op 0% voor de periode 2023-2024. Door dit besluit wordt nu beoogd dat ondernemingen die “tijdens de crisis goede resultaten hebben behaald, hun werknemers in 2023 een verhoging bovenop deze maximale marge kunnen toekennen, de zogenaamde ‘koopkrachtpremie’”. Deze premie is tot een bedrag van 750 euro vrijgesteld van personenbelasting.
Ondernemingen die tijdens de crisis goede resultaten hebben behaald, kunnen hun werknemers in 2023 de zogenaamde ‘koopkrachtpremie’ toekennen.
Koopkrachtpremie als indirecte winstdeling
Het betreft dus eerder een indirecte vorm van winstdeling. De premie wordt toegekend in de vorm van een cheque met een beperkte geldigheidsduur met als doel steun te verlenen bij de heropstart van de economie na de energiecrisis als gevolg van de stijgende energieprijzen en een oplopende inflatie, verder aangezwengeld door de gevolgen van de oorlog in Oekraïne. De premie wordt uitgesloten van het loonbegrip en gaat gepaard met een gunstige sociale en fiscale behandeling.[1]
In het Verslag aan de Koning staat verder dat in geval van een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst de koopkrachtpremie enkel in ondernemingen kan worden toegekend waar er in 2022 een “hoge winst” of een “uitzonderlijk hoge winst” werd behaald.[2]
Het is de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst die de begrippen ‘hoge winst’ en ‘uitzonderlijk hoge winst’ moet invullen.
Wat is een hoge of uitzonderlijk hoge winst?
Het is de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst die deze begrippen moet invullen. “De ‘(uitzonderlijk) hoge winst in 2022’ is het criterium op basis waarvan op sectoraal niveau de ondernemingen met goede resultaten dienen te worden afgebakend. Het komt toe aan de sociale partners binnen de sector om een invulling te geven aan deze definitie. Een strikte definitie van deze begrippen zou afbreuk doen aan het opzet om een instrument te creëren waarover sectoraal kan worden onderhandeld om deze al dan niet toe te kennen en onder welke voorwaarden”, aldus nog de gemachtigde van de regering voor de Raad van State.[3]
Wordt de koopkrachtpremie toegekend in een collectieve arbeidsovereenkomst die op ondernemingsvlak wordt gesloten, dan gelden die begrippen niet, maar is enkel vereist dat een verantwoording wordt gegeven over “goede resultaten” tijdens de “crisis”.
In bepaalde gevallen kan de koopkrachtpremie ook worden toegekend door een individuele overeenkomst, namelijk wanneer geen collectieve arbeidsovereenkomst gesloten kan worden bij gebrek aan een syndicale delegatie of wanneer het gaat om een “personeelscategorie waarvoor het niet de gewoonte is dat deze door zulke overeenkomst wordt beoogd”. Er gelden dan geen bijkomende voorwaarden over de “hoge winst” of de “resultaten”.
Minister van Sociale Zaken legt de opmerkingen van de Raad van State naast zich neer
De Raad van State legde in zijn advies de vinger op de zere plek door nog op te merken dat wat de “goede resultaten” betreft die zijn behaald “tijdens de crisis” moest worden vastgesteld dat deze niet op een specifiek jaartal of een ander concreet tijdvak werden betrokken. De gemachtigde repliceerde echter: “Na afloop van de coronapandemie worden we geconfronteerd met een periode van sterke inflatie (doordat na afloop van de sanitaire maatregelen tegen het virus het aanbod de sterk gestegen vraag niet kon volgen) en een sterk stijgende energiekost (voornamelijk door de situatie in Oekraïne) met een reëel gevaar op een recessie.” Dit was wel een antwoord naast de kwestie. (Lees hier het advies van de Raad van State, vanaf p. 35, nr. 11).
Voor de Raad van State stond het dan ook buiten kijf dat het gebruik van algemene, onbepaalde begrippen zoals ‘(uitzonderlijk) hoge winst’, ‘goede resultaten’ en ‘crisis’, op gespannen voet staat met de vereisten inzake duidelijkheid en rechtszekerheid.
Voor de Raad van State stond het dan ook buiten kijf dat het gebruik van algemene, onbepaalde begrippen zoals ‘(uitzonderlijk) hoge winst’, ‘goede resultaten’ en ‘crisis’, op gespannen voet staat met de vereisten inzake duidelijkheid en rechtszekerheid. Zoals de afdeling Wetgeving in het verleden reeds heeft opgemerkt moeten in de regelgeving de minimale criteria worden opgenomen om de bestemmelingen van de norm toe te laten om met een minimale rechtszekerheid te kunnen uitmaken of zij al dan niet voor het voordeel van de ontworpen premieregeling in aanmerking komen. Het feit dat wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn vervat in het ontworpen artikel 19quinquies, § 5 van het koninklijk besluit van 28 november 1969, is immers een vereiste voor het toepasselijk zijn van het specifieke regime op het vlak van de sociale zekerheid, alsook de inkomstenbelasting. Als zodanig heeft dit belangrijke gevolgen voor de betrokken werkgevers en werknemers. De regelgever zou wat dat betreft dan ook duidelijkere criteria moeten hanteren, waarvan de exacte draagwijdte voor de betrokkenen voldoende voorspelbaar is. De regering legde al die bezwaren echter naast zich neer.
Brengt de definitie van “overwinst” soelaas?
“Was tun?” Het Verslag aan de Koning biedt dus geen houvast aan de “partijen bij de arbeidsverhouding”. Zij kunnen zich wellicht laten inspireren door de definitie van overwinst welke gebruikt werd in de oorlogs- en conjunctuurheffingen.[4] Meer nog, Verordening (EU) 2022/1854 van 16 oktober 2022 van de Raad[5] stelt in artikel 15 een tijdelijke solidariteitsbijdrage vast voor EU-ondernemingen en vaste inrichtingen die activiteiten verrichten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage, welke berekend wordt op de belastbare winst, zoals bepaald volgens de nationale belastingregels, in het boekjaar 2022 en/of het boekjaar 2023 en voor de volledige duur daarvan, boven een toename van 20% van het gemiddelde van de belastbare winst, zoals bepaald volgens de nationale belastingregels, in de vier boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2018.[6] Dit begrip van overwinst kan ook als voorbeeld dienen.
Het blijft echter gaan om een onverkwikkelijke situatie.
Dirk Deschrijver, 8 juni 2023.
Verder lezen over dit thema kan in de boeken van Dirk Deschrijver, uitgegeven bij KnopsPublishing: Energie 2022 – Buitengewone en tijdelijke heffingen en Inkomstenbelastingen 1919-2020 – Buitengewone en tijdelijke heffingen.
Referenties
[1] Zie: artt. 6 en 7 van de wet van 4 mei 2023 “houdende maatregelen inzake het loonoverleg voor de periode 2023-2024” (BS 31 mei 2023); JVD, “Koopkrachtpremie: maximaal 750 EUR vrij van sociale bijdragen en belastingen”, Fiscoloog2023, nr. 1794, 6.
[2] Art. 19quinquies, § 5 van het koninklijk besluit van 28 november 1969, zoals gewijzigd door art. 1 van het koninklijk besluit van 23 april 2023.
[3] Advies nr. 73.147/1 van 10 maart 2023, nrs. 11 e.v.
[4] Zie: D. DESCHRIJVER, Inkomstenbelastingen 1919-2020. Buitengewone en tijdelijke heffingen, Herentals, Knops Publishing, 2023, 122, nrs. 76 e.v.
[5] Pb.EU2022, L 261 I/1, zoals op 8 oktober 2022 in werking getreden.
[6] Vermeld wordt dat de Belgische wetgever zich bij het uitwerken van de wet van 16 december 2022 tot invoering van die bijdrage voor de oliesector (BS 26 december 2022) alvast ook niet geheel heeft laten leiden door de tekst van de verordening (zie: D. DESCHRIJVER, Energie 2022. Buitengewone en tijdelijke heffingen, Herentals, KnopsPublishing, 2023, 151, nrs. 127 e.v.).
0 reacties