Voor gehuwden gelden er enkele bijzondere fiscale regels. Zo krijgen ze een gezamenlijke aanslag van de fiscus en kunnen ze onder bepaalde voorwaarden het huwelijksquotiënt toepassen of een loon uitbetalen aan hun meewerkende echtgenoot.
Gezamenlijke aanslag
Gehuwden krijgen van de fiscus wel een gemeenschappelijke aanslag in de bus, maar worden in feite niet samen belast worden. De fiscus berekent het belastbaar inkomen en de verschuldigde belasting immers voor iedere echtgenoot afzonderlijk. Hierna tellen ze de per partner te betalen belasting of terug te krijgen som samen. Dat bedrag staat in de gemeenschappelijke aanslag.
Gehuwd, maar belast als alleenstaande
Voor het jaar van het huwelijk beschouwt de fiscus de echtgenoten fiscaal nog als alleenstaande. Geen gemeenschappelijke aanslag dus, maar een afzonderlijk aanslagbiljet voor elk van de echtgenoten. Als de echtgenoten eerder (= ten laatste het jaar voor het huwelijk) al wettelijke samenwonend waren, krijgen ze ook voor het jaar van hun huwelijk al een gemeenschappelijke aanslag.
Andersom zullen echtgenoten die feitelijk gescheiden zijn het eerste jaar van hun feitelijke scheiding nog een gezamenlijke aanslag krijgen. Pas vanaf het jaar daarop krijgen ze opnieuw elk een afzonderlijke aanslag.
Voor het jaar van het overlijden van één der echtgenoten heeft de langstlevende de keuze tussen één gemeenschappelijke aanslag, dan wel twee aparte aanslagen (voor hem/haar en de overleden partner). Als beide partners tijdens hetzelfde jaar overlijden, komt deze keuze toe aan de erfgenamen.
Belastingvrije som
Het basisbedrag van de belastingvrije som is voor iedereen dezelfde (8.990 euro per persoon voor aanslagjaar 2021). Het huwelijk heeft hierop geen invloed. De som wordt wel hoger voor wie personen ten laste heeft. Een echtgenoot kan echter nooit persoon ten laste zijn van de andere echtgenoot. Zelfs niet als één van de echtgenoten geen eigen inkomen heeft. Daarvoor bestaat het huwelijksquotiënt.
Huwelijksquotiënt
Principe
Via het huwelijksquotiënt kan een echtgenoot een deel van zijn/haar beroepsinkomsten (met een maximum van 11.090 euro voor aanslagjaar 2021) toerekenen aan de andere echtgenoot.
Deze methode is bedoeld voor koppels waarbij één van beide echtgenoten geen of een zeer klein eigen beroepsinkomen heeft. Het is de ideale manier om de druk van progressiviteit te verminderen. De echtgenoot met het hogere inkomen heeft dan immers ‘fictief’ een lager inkomen en valt in een lagere belastingschijf. Het huwelijksquotiënt wordt enkel toegepast als dat in het voordeel is van de echtgenoten.
Berekening van het huwelijksquotiënt: vereenvoudigd voorbeeld
Stap 1: De beroepsinkomsten van beide echtgenoten worden samengeteld. Het inkomen van A bedraagt 35.000 euro, dat van B 7.000: samen 42.000 euro.
Stap 2. Van dit totaal inkomen wordt kan maximaal 30 % aan de echtgenoot met het kleinste inkomen worden toegekend. 30 % van 42.000 euro = 12.600 euro. Dit bedrag wordt beperkt tot 11.090 euro, het wettelijk maximum van het huwelijksquotiënt voor dit aanslagjaar.
Stap 3. Van dit resultaat (11.090 euro) wordt de inkomsten van de echtgenoot met het laagste inkomen (B) afgetrokken. Het resultaat is het huwelijksquotiënt dat hier kan worden toegekend: 11.090 euro – 7.000 euro = 4.090 euro.
Stap 4. Berekening van het inkomen van beide echtgenoten:
- Echtgenoot A: 35.000 euro – aftrek huwelijksquotiënt (4.090) = 30.910
- Echtgenoot B: 7.000 + huwelijksquotiënt (4.090) = 11.090 euro
Jaar van het huwelijk
Zoals eerder vermeld, behandelt de fiscus de echtgenoten in het jaar van hun huwelijk ‘fiscaal’ nog niet als gehuwden. Daardoor mogen zij dat eerste jaar het huwelijksquotiënt nog niet toepassen. Om daaraan tegemoet te komen, heeft de echtgenoot met het inkomen recht op een toeslag op de belastingvrije som (vergelijkbaar met de verhoging voor personen ten laste). Die som bedraagt 1.630 euro (aanslagjaar 2021). Voorwaarde is dat de andere echtgenoot maximaal 3.380 euro (aanslagjaar 2021) eigen nettobestaansmiddelen heeft.
Meewerkende echtgenoot
Een ondernemer of vrije beroeper kan aan zijn echtgenoot ook een bezoldiging als meewerkende echtgenoot betalen wanneer die geen eigen beroepsactiviteit heeft die hem een sociaal statuut geeft. Een meewerkende echtgenoot valt onder het sociaal statuut van de zelfstandigen, met alle daarbij horende sociale en fiscale verplichtingen en rechten. Dat betekent dat hij of zij eigen sociale zekerheidsbijdragen betaalt, eigen pensioenrechten opbouwt, zelf voorafbetalingen doet, forfaitaire of werkelijke beroepskosten mag aftrekken, ….
De bezoldiging moet overeenstemmen met een ‘normale bezoldiging’ voor de prestaties van de echtgenoot en is in principe beperkt tot 30 % van het beroepsinkomen dat met behulp van die meewerkende echtgenoot wordt verworven. Een normale bezoldiging houdt in: een loon dat je ook aan een derde zou betalen voor dezelfde prestaties.
Het huwelijksquotiënt en de meewerkende echtgenoot: combineren?
Het huwelijksquotiënt combineren met het toekennen van een bezoldiging aan een meewerkende echtgenoot is toegestaan: zolang van beide de voorwaarden gerespecteerd worden. Daar bij wordt eerst de toekenning aan de meehelpende echtgenoot gedaan. Indien blijkt dat er nog ruimte is voor het huwelijksquotiënt (de toekenning is immers lager dan wat het huwelijksquotiënt had kunnen opleveren) dan kan die toekenning aangevuld worden met het huwelijksquotiënt tot, uiteraard, maximum 11.090,00 euro.
Wettelijk samenwonenden gelijkgesteld met gehuwden
Sinds 2005 worden wettelijk samenwonenden voor heel wat fiscale regels gelijkgesteld met gehuwden, tenzij de wet uitdrukkelijk anders vermeldt. Voor feitelijk samenwonenden zijn er geen speciale regels. Zij worden door de fiscus gewoon als alleenstaanden beschouwd.
Alle toepasselijke regels en relevante geïndexeerde bedragen voor aanslagjaar 2021 vindt u terug in Codex voor de boekhoudkundige praktijk – Fundamentele wetgeving – Aanslagjaar 2021, samengesteld door Maurice De Mey, expert personenbelasting.
Geachte,
Feedback van cliënten heeft mij geleerd dat feitelijk samen wonende partners die wettelijk gaan samen wonen iedere maand minder netto loon ontvangen.
Alhoewel er geen verschil zou mogen zijn blijkt dit in de praktijk wel een verschil.
Waar de oorzaak ligt is mij niet bekend, evenmin of dit wordt gecorrigeerd in de uiteindelijke aanslag.
Ik kan alleen maar mee delen dat ik die feedback heb gekregen van cliënten.
Ik deel dit mee tijdens mijn gespreken met cliënten, hetgeen een drempel zou kunnen vormen om
de stap tot wettelijke samenwoning te zetten.
Geachte,
Ik verwijs naar het KB d.d. 2 maart 2021,- Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomens vervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming houdende de inperking van de gevolgen van de ‘prijs van de liefde’.
Artikel 7 , § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap verduidelijkt, in zijn tweede de lid, het volgende: “De Koning bepaald, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat moet worden verstaan onder ” inkomen” en door wie, volgens welke criteria en op welke wijze het bedrag ervan moet worden bepaald”.
Het ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel artikel 9ter, § 2, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 te wijzigen, zodat voor de integratietegemoetkoming, het inkomen van de partner van de persoon met een handicap volledig wordt vrijgesteld. Met andere woorden dat het inkomen niet meer in aanmerking wordt genomen. dat is wat de afschaffing vormt van wat doorgaans de “prijs van de liefde” wordt genoemd.
Op de belastingaangifte wordt onder rubriek “huwelijks coëfficiënt” bij de niet werkende mindervalide partner een bedrag vermeld dat 30 percent van de wedde van de “eveneens minder valide” huwelijkspartner inhoud. Door deze handeling is het in aanmerking genomen bedrag van de inkomsten van de huwelijkspartner gedaald met de som gelijk aan de huwelijks coëfficiënt.
De belasting wordt eveneens berekend op de huwelijks coëfficiënt van de niet werkende partner.
-Bij de vraagstelling aan FOD personen met handicap of de minder valide huwelijkspartner eveneens in aanmerking komt voor toekenning van een integratietegemoetkoming volgens de KB van 2 maart is het antwoord “er zijn geen inkomsten”.
-In het andere geval zijn, door de belastbare splitsing van inkomsten tussen beide partners, de werkelijk in aanmerking te nemen inkomsten gedaald tot onder het niveau van het maximaal toegestane inkomen om een integratie tegemoetkoming te verkrijgen. Toch wordt deze tegemoetkoming geweigerd aan de huwelijkspartner.
Graag juridische verduidelijking hieromtrent.
Beste,
Ik heb een vraag over het huwelijksquotiënt in het Jaar van het huwelijk.
Ik lees:
Zoals eerder vermeld, behandelt de fiscus de echtgenoten in het jaar van hun huwelijk ‘fiscaal’ nog niet als gehuwden. Daardoor mogen zij dat eerste jaar het huwelijksquotiënt nog niet toepassen. Om daaraan tegemoet te komen, heeft de echtgenoot met het inkomen recht op een toeslag op de belastingvrije som (vergelijkbaar met de verhoging voor personen ten laste). Die som bedraagt 1.630 euro (aanslagjaar 2021). Voorwaarde is dat de andere echtgenoot maximaal 3.380 euro (aanslagjaar 2021) eigen nettobestaansmiddelen heeft.
Mijn vraag is dan ook; ik ben op 30 april 2021 gehuwd en mijn echtgenote heeft geen inkomen noch steun.
Heb ik recht als loontrekkende recht op een toeslag op de belastingvrije som?
Zo ja, van wanneer heb ik daar recht op ?
Met vriendelijke groeten,
Hans De Weerd
huwelijksquotient wordt niet automatisch toegekend als men niet kan bewijzen dat de partner op hetzelfde adres woont