Het Hof van Justitie heeft op 12 maart 2020[1] een zeer interessant arrest geveld. Als een luchtvaartmaatschappij een vlucht annuleert, hebben de gedupeerde passagiers recht op een andere vlucht en op een compensatie. Als de andere vlucht dan met een vertraging van meer dan drie uur aankomt op de eindbestemming, hebben de passagiers recht op een tweede compensatie.
De feiten
In het desbetreffende arrest moest het Hof zich buigen over een geschil tussen acht passagiers en Finnair.
De acht passagiers hadden een vlucht geboekt van Helsinki naar Singapore. Finnair moest de vlucht annuleren vanwege een technisch probleem aan boord van het vliegtuig. De passagiers kregen vervolgens een andere vlucht aangeboden die de volgende dag gepland stond. Echter liep deze vervangvlucht vertraging op wegens een probleem met de stuurbekrachtiging en kwam daardoor meer dan zes uur later aan in Singapore.
Finnair betaalde de passagiers een compensatie van 600,00 euro voor de geannuleerde vlucht, maar weigerde een vergoeding uit te keren voor de vertraagde vlucht.
De passagiers gingen hier niet mee akkoord. Zij meenden – op basis van de Europese passagiersverordening – recht te hebben op een vergoeding voor zowel de geannuleerde vlucht als de vertraagde vlucht en spanden daarom een procedure aan tegen Finnair voor de rechtbank te Helsinki.
De rechter van Helsinki wees de vergoeding voor de vertraagde vlucht af. Daarop tekenden de gedupeerde passagiers hoger beroep aan, waarbij er door de beroepsrechter twee prejudiciële vragen werden gesteld aan het Europese Hof van Justitie.
Kan een passagier aanspraak maken op een tweede compensatie?
De beroepsrechter wenste van het Hof te vernemen of een luchtreiziger die compensatie heeft gekregen wegens annulering van een vlucht en de hem aangeboden andere vlucht heeft aanvaard, aanspraak kan maken op compensatie wegens vertraging van deze andere vlucht, wanneer de vertraging daarvan lang genoeg duurt om recht te geven op compensatie en de luchtvaartmaatschappij die de andere vlucht uitvoert dezelfde is als de luchtvaartmaatschappij van de geannuleerde vlucht.
In dit verband stelt het Hof vast dat de verordening geen enkele bepaling bevat die ertoe strekt de rechten te beperken van passagiers die zijn overgeplaatst naar een andere vlucht, zoals het geval is in deze zaak, ook geen bepaling die beoogt om hun recht op compensatie te beperken.
Daardoor hebben de passagiers ook recht op een compensatie van 600,00 euro voor de vertraagde vlucht, zelfs al hadden zij reeds een vergoeding gekregen voor de geannuleerde vlucht.
Kan de luchtvaartmaatschappij zich beroepen op ‘buitengewone omstandigheden’?
Verder wenste de beroepsrechter te weten of een luchtvaartmaatschappij zich, om zich te bevrijden van haar verplichting tot compensatie, kan beroepen op ‘buitengewone omstandigheden’ om zich te bevrijden van haar verplichting tot compensatie. Hier betrof het een defect van een onderdeel dat slechts wordt vervangen indien het vorige onderdeel uitvalt, wanneer zij voortdurend een reserveonderdeel in voorraad houdt. Het Hof merkt op dat volgens haar rechtspraak gebeurtenissen die naar hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waar deze geen daadwerkelijke invloed op kan uitoefenen als ‘buitengewone omstandigheden’ kunnen worden aangemerkt. Beide voorwaarden moeten vervuld zijn. Technische defecten die inherent zijn aan het onderhoud van luchtvaartuigen kunnen in beginsel op zich geen ‘buitengewone omstandigheden’ vormen.
Het defect van een ‘on-condition’-onderdeel (in casu de stuurbekrachtiging), dat met het oog op de vervanging ervan door de luchtvaartmaatschappij voortdurend in voorraad wordt gehouden, vormt een gebeurtenis die naar haar aard of oorsprong inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij in kwestie en waarop deze een daadwerkelijke invloed kan uitoefenen, tenzij dat defect niet wezenlijk verbonden is met het systeem voor de werking van het luchtvaartuig. Om zich te bevrijden van haar verplichting tot compensatie, kan een luchtvaartmaatschappij zich dus niet beroepen op ‘buitengewone omstandigheden’ in verband met een defect van een ‘on-condition’- onderdeel.
Besluit
De Europese passagiersverordening 261/2004[2] – dat de rechten van vliegtuigpassagiers regelt bij instapweigering, annulering en vertraging van vluchten – moet aldus zo worden uitgelegd dat passagiers twee maal recht hebben op een vergoeding als de vervangvlucht na een geannuleerde vlucht een vertraging van meer dan drie uur oploopt.
Een compensatie zal evenwel niet verschuldigd zijn indien er effectief sprake is van ‘buitengewone’ omstandigheden.
Eva TESSENS & Joost PEETERS
Studio Legale
[1] HvJ 12 maart 2020, C-832/18, A e.a. v. Finnair Oyj
[2] Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91, Pb. L. 046, 17 februari 2004, 0001-0008.
0 reacties