In de voorbije twintig jaar is de wettelijke samenwoning uitgegroeid tot een uiterst populaire samenlevingsvorm die onmiskenbaar een maatschappelijke behoefte dekt. De huidige wettelijke regeling van de wettelijke samenwoning is echter onvolkomen. In drie bijdrages bekijken we een aantal aspecten van de samenlevingsovereenkomst. In dit eerste deel: prevalentie en meerwaarde.
Prevalentie
Hoewel de wettelijke samenlevingsovereenkomst een zinvol instrument kan zijn, is het aantal (kandidaat-)wettelijk samenwonenden dat voor een wettelijke samenlevingsovereenkomst kiest uiterst laag.
In de periode 2006-2015 waren dit jaarlijks gemiddeld slechts 1.160 personen. Bovendien neemt dit aantal duidelijk af: van gemiddeld 1.430 personen in de eerste helft van deze periode naar gemiddeld 900 personen in de laatste helft ervan. Het contrast met het aantal echtparen met een huwelijkscontract is groot. Dit bleek ook uit een bevraging van notarissen: de meeste respondenten verlijden zeer weinig wettelijke samenlevingsovereenkomsten (gemiddeld nul tot tien exemplaren).
Uit deze zeer lage prevalentie mag echter niet zonder meer worden afgeleid dat de wettelijke rechtsbescherming volstaat. Er zijn echter heel wat hinderpalen:
- Een hardnekkige overtuiging dat men als ongehuwd samenwonende juridisch (goed) beschermd is.
- Het gegeven dat beide partners ervoor moeten kiezen, wat in de realiteit betekent dat een voordeelpositie wordt verleend aan de sterkere partij.
- De perceptie dat contractualisering van de samenwoning haaks zou staan op een liefdesrelatie, als was het een motie van wantrouwen.
Notariële praktijk
Uit de bevraging bleek dat de respondenten slechts in een minderheid van de gevallen het sluiten van een wettelijke samenlevingsovereenkomst aanraden aan (kandidaat-)wettelijk samenwonenden Vaker wordt het sluiten van een wettelijke samenwoning eerder afgeraden. Dit toont een overwegend negatieve houding van het notariaat tegenover wettelijke samenlevingsovereenkomsten. Bij welke notaris cliënten te rade gaan, kan dus grote verschillen opleveren.
Meerwaarde
De wettelijke samenlevingsovereenkomst heeft nochtans wel degelijk een meerwaarde. Ten gevolge van de summiere wettelijke bescherming (bv. gebrek aan wettelijke vergoedingsregeling, gebrek aan recht op partneralimentatie) zijn partners vaak aangewezen op het gemeen verbintenissenrecht. Dit laatste is evenwel niet aangepast aan een context van wettelijke samenwoning en geeft aanleiding tot rechtsonzekerheid. Een weldoordachte conventionele regeling kan dan ook verhelpen aan de wettelijke lacunes inzake wettelijke samenwoning en biedt het voordeel een regeling op maat van partijen te kunnen redigeren. Een wettelijke samenlevingsovereenkomst kan als dusdanig conflicten tussen (gewezen) wettelijk samenwonenden voorkomen en remediëren.
Welke bedingen in wettelijke samenlevingsovereenkomsten kunnen een concrete meerwaarde bieden? Dit is bijvoorbeeld het geval voor bedingen die de bewijslevering tussen partijen vereenvoudigen (aanvullende bewijsregels, goederenlijsten en/of eigendomsvermoedens), opgenomen in de overgrote meerderheid van de geanalyseerde overeenkomsten. Ook een conventionele vergoedingsregeling, bedongen in een aanzienlijk deel van de overeenkomsten, laat toe om latere betwistingen omtrent vermogensverschuivingen tussen partijen te vermijden. Verder zijn ook bedingen die extra solidariteit bij relatiebreuk of bij overlijden inbouwen waardevol, net als bedingen die de rechten en plichten van partijen (bv. m.b.t. de bijdrageplicht in de lasten van het samenleven) concretiseren.
De meerwaarde van wettelijke samenlevingsovereenkomsten die hoofdzakelijk wetsbepalingen weergeven, bedingen bevatten met een louter informatieve functie of het gemeen recht bevestigen, is daarentegen zeer beperkt.
Terechter is de vraag naar de meerwaarde van de wettelijke samenlevingsovereenkomst ten aanzien van andere, eventueel onderhandse, regelingen. De bescherming van de langstlevende partner kan immers ook worden versterkt in een testament of in andere akten (bv. via een aanwasbeding in een aankoopakte), een schulderkenning kan een vermogensverschuiving herstellen, een inventaris van goederen kan onderhands worden opgemaakt, …
De opmaak van een wettelijke samenlevingsovereenkomst biedt evenwel het voordeel van een all-in-one regeling zonder dat meerdere documenten nodig zijn, waarbij ook andere zaken kunnen worden bedongen (bv. correcties op de zuivere scheiding van goederen). De expertise van de notaris zal bovendien in principe de kwaliteit van de regelingen verhogen.
Daarnaast ligt de juridische meerwaarde vandaag voornamelijk in het genereren van de mogelijkheid om bepaalde socialezekerheidsrechtelijke voordelen te bekomen. Om als langstlevende wettelijk samenwonende een uitkering te kunnen ontvangen op grond van de arbeidsongevallen-, beroepsziekten- en asbestwetgeving, geldt de vereiste van een notariële samenlevingsovereenkomst waarin is voorzien in een verplichting tot hulp die zelfs na een eventuele breuk financiële gevolgen kan hebben. Recenter formuleerde de wetgever een vergelijkbare voorwaarde om als langstlevende wettelijk samenwonende recht te hebben op een financiële tegemoetkoming wegens het overlijden van zijn partner die als vrijwilliger besmet raakte met COVID-19.
Uit de inhoudsanalyse blijkt evenwel dat de opname van een dergelijke verplichting slechts uiterst zelden voorkomt. Slechts één geanalyseerde overeenkomst voorzag duidelijk in zowel een hulpplicht, als in partneralimentatie na relatiebreuk. Deze wettelijke vereiste blijkt dus niet goed gekend te zijn.
De lege ferenda
Ondanks het voorgaande, is het wenselijk dat de wetgever het potentieel van de wettelijke samenlevingsovereenkomst verder zou vergroten. Zo zou ook de mogelijke toegevoegde waarde ten opzichte van de wettelijke regeling omtrent de wettelijke samenwoning, aangevuld met onderhandse overeenkomsten en testamenten, verder toenemen.
Ten eerste zou het bieden van de mogelijkheid om conventioneel een gemeenschapsstelsel aan te nemen de contractuele vrijheid van wettelijk samenwonenden in belangrijke mate verruimen. Mijns inziens dient een gemeenschapsstelsel inderdaad niet langer voorbehouden te blijven aan gehuwden, maar dienen ook wettelijk samenwonenden die een grotere financiële solidariteit nastreven en niet willen huwen de vrijheid te krijgen om voor een dergelijk goederenregime te kiezen.
Daarnaast moet ook de mogelijkheid om de bescherming van de langstlevende wettelijk samenwonende partner conventioneel te vergroten, ernstig worden overwogen. De bescherming na overlijden kwam immers in meerdere delen van de bevraging als een belangrijke bezorgdheid naar voren. Nu de theorie van de huwelijksvoordelen ook in scheidingsstelsels geldt, ligt mijns inziens de weg alvast open om ook vermogensvoordelen die voortvloeien uit bedingen in een wettelijke samenlevingsovereenkomst als ‘samenwoningsvoordelen’ en niet als schenkingen te behandelen.
Deze bijdrage is gebaseerd op het uitgebreide artikel van “Wettelijke samenlevingsovereenkomsten: ze verdienen uw aandacht, notaris!” van Dr. Lynn DE SCHRIJVER, Postdoctoraal medewerker Instituut voor Familierecht UGent, eerder gepubliceerd in Rechtskroniek voor het Notariaat, deel 37. |
0 reacties