In een recente uitspraak interpreteert het hof van beroep van Brussel het begrip ‘materiële vergissing’ iets soepeler. Het niet opnemen van een uitgave in de aangifte personenbelasting betreft een verstrooidheid, die als een materiële vergissing moet worden aanzien, en dit omwille van de billijkheid (Brussel 21 september 2021, 2016/AF/230). Ook het hof van beroep van Antwerpen sluit zich hierbij aan in een geschil m.b.t. de vennootschapsbelasting (Antwerpen 7 december 2021, 2020/AR/1139).
Een vergetelheid is een materiële vergissing
Bij het invullen van een aangifte personenbelasting voor aanslagjaar 2013 voor de belastingplichtigen, stelt een belastingambtenaar vast dat voor aanslagjaar 2012 de energiebesparende uitgaven niet waren opgenomen in de overeenkomstige code. De belastingplichtigen lieten echter steeds hun aangifte opmaken door een ambtenaar binnen de FOD Financiën. De ambtenaar verzocht daarom zijn collega’s over te gaan tot ambtshalve ontheffing omwille van een materiële vergissing (artikel 376, §1 WIB92). Hun verzoek werd afgewezen.
Het hof van beroep te Brussel is van mening dat wel degelijk sprake was van een materiële vergissing waardoor ambtshalve ontheffing moest worden verleend.
Het hof herinnert eraan dat de wetgever geen (wettelijke) definitie geeft van het begrip “materiële vergissing” en dat het bijgevolg strikt moet worden geïnterpreteerd.
Het is immers zo dat de belastingplichtige moet aantonen dat het wel degelijk om een materiële vergissing gaat, waar geen enkele juridische beoordeling aan ten grondslag ligt. Een materiële vergissing moet vreemd zijn aan iedere intellectuele of bewuste tussenkomst van de belastingplichtige. Het moet gaan om een vergissing “buiten het verstand of de wil om”[1]. Geen enkele normaal zorgvuldige belastingplichtige zou er dus bewust, met z’n volle verstand voor gekozen hebben…
Hoewel het hof vaststelt dat vergetelheden meestal niet worden aanvaard als zijnde materiële vergissingen[2], komt zij tot het besluit dat het in casu niet vermelden van het passende bedrag (aan energiebesparende uitgaven) in de aangifte een verstrooidheid betreft, die wel een ontheffing verantwoordt. In diezelfde aangifte werden de interesten van de groene lening immers wel vermeld en het desbetreffende stuk moest dus zijn voorgelegd aan de belastingambtenaar die de aangifte destijds had ingevuld.
Het niet opnemen of het vergeten opnemen van het hoofdbedrag van de lening of een gedeelte daarvan onder de juiste code (zijnde de energiebesparende maatregelen) in de aangifte vormt dus een materiële vergissing.
Het hof motiveert verder dat het feit dat de ambtenaar die de aangifte voor aanslagjaar 2013 invulde aan z’n collega’s vroeg om voor aanslagjaar 2012 ambtshalve ontheffing te verlenen, op z’n minst aantoont dat er binnen de diensten van de FOD Financiën twijfel bestond over het al dan niet voorhanden zijn van een materiële vergissing en dat dus in geval van twijfel in het voordeel van de belastingplichtige moet worden geoordeeld.
Belangrijk is dat het hof benadrukt dat de procedure van ambtshalve ontheffing ingegeven is door de billijkheid. Zij verwijst hiervoor naar de voorbereidende werkzaamheden. De wetsbepaling moet worden toegepast met een zo ruim mogelijk begrip en bezorgdheid om te voorkomen dat de belastingplichtige meer betaalt dan hij op grond van de billijkheid verschuldigd is.
Een onvrijwillige fout is een materiële misstap
Een vennootschap nam per vergissing een meerwaarde op onder de belastbare winst, terwijl deze ongetwijfeld kon genieten van een onvoorwaardelijke vrijstelling conform (oud) artikel 191 WIB92.
Het hof oordeelt dat vaststond dat de vennootschap als sociale huisvestingsmaatschappij voldeed aan de vrijstellingsvoorwaarden. Het niet vrijstellen hield voor de vennootschap een belangrijk nadeel in. De enige verklaring voor het niet vermelden van de meerwaarde onder de juiste code in de aangifte (code 1605) kon dan ook enkel een onvrijwillige fout of materiële misstap zijn, aangezien een juridische beredeneerde beoordeling in deze ondenkbaar was.
Ook in dit arrest herinnert het hof eraan dat de procedure van ambtshalve ontheffing is ingegeven door billijkheid en dat ingeval van twijfel in het voordeel van de belastingplichtige moet worden geoordeeld.
Het arrest moet evenwel genuanceerd worden. Met de hervorming van de vennootschapsbelasting werd de vrijstelling afgeschaft voor de meerwaarden op onroerende goederen van vennootschappen voor huisvesting (art. 191 WIB92), die reeds een tarief in de vennootschapsbelasting van 5 % genieten (art. 216, 2°, b) WIB92; Wet 25 december 2017). Bovendien is het zo dat de rechtspraak negatief is ten opzichte van vennootschappen, die “vergeten” toepassing te maken van de gespreide taxatie voor meerwaarden op onroerende goederen (art. 47 WIB92). Zo oordeelde het hof van beroep te Antwerpen dat er geen sprake is van een materiële vergissing wanneer een vennootschap de volledige meerwaarde geboekt had als opbrengst in de jaarrekening, geen onbeschikbare reserve had aangelegd en evenmin een formulier 276K had toegevoegd bij haar fiscale aangifte. Er werd ook geen verbeterde jaarrekening neergelegd (Antwerpen 22 april 2014, 2013/AR/1659). Het niet doen van een aanvraag tot het bekomen van een gespreide belasting betrof een beslissing, waardoor de belastingplichtige gebonden is en die dus niet voor rechtzetting vatbaar is.
Besluit
Indien een belastingplichtige vergeet een bepaald bedrag (aan uitgaven, aftrekken of vrijstellingen) te vermelden in zijn aangifte en de bezwaartermijn reeds verstreken is, kan ambtshalve ontheffing op basis van een materiële vergissing worden gevraagd.
Hoewel dit begrip strikt wordt geïnterpreteerd en “vergetelheden” doorgaans niet worden aanvaard, kan een “verstrooidheid” of “onvrijwillige fout” een ontheffing verantwoorden. Evident betreft het een feitelijke beoordeling, maar van belang is dat – in geval van twijfel – in het voordeel van de belastingplichtige wordt beslist en bovendien rekening wordt gehouden met de billijkheid. Er moet voorkomen worden dat een belastingplichtige meer betaalt dan dat hij op grond van de billijkheid verschuldigd is. Als dat niet hoopgevend is…
Voor de volledigheid
Het Brusselse arrest betreft een aangifte voor aanslagjaar 2012. Vanaf aanslagjaar 2014 verleent de Adviseur-Generaal op basis van artikel 376, §3, 2° WIB92 automatisch een ambtshalve ontheffing voor belastingverminderingen wegens energiebesparende uitgaven, en dit dus zonder het bewijs van een materiële vergissing.
Tiberghien
[1] ] L. VANDENBERGHE, I. DE TROYER, Handboek fiscale procedure inkomstenbelastingen (twaalfde editie), Mortsel, Intersentia, 2020, p. 269-292.
[2] Vgl. Cass. 6 oktober 1983, FJF, 1984, 80 en Cass. 8 oktober 1963, Pas., 1964, I1 135.
0 reacties