Rechter moet rechtsplegingsvergoeding ambtshalve juist berekenen cover

15 mrt 2023 | Civil Law & Litigation

Rechter moet rechtsplegingsvergoeding ambtshalve juist berekenen

Door Jubel

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 15/03/2023 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Het Hof van Cassatie knipt in twee recente arresten van 13 en 16 januari 2023, van zowel de Franstalige als Nederlandstalige sectie, de band tussen de vereffening van de gerechtskosten (met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding) en het beschikkingsbeginsel weer resoluut volledig door.

Vaststelling van de rechtsplegingsvergoeding

In uitvoering van artikel 1022, tweede lid Ger.W. worden de bedragen van de rechtsplegingsvergoeding vastgesteld in het Tarief Rechtsplegingsvergoeding. Behoudens wanneer een procedureakkoord omtrent de omvang van de vergoeding dan wel een grond of een verzoek tot afwijking van het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding voorligt, moet de rechter ambtshalve – met toepassing van de bepalingen van het Tarief Rechtsplegingsvergoeding – het correcte basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding bepalen. De rechter die zodoende het correcte basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding bepaalt, miskent het beschikkingsbeginsel niet (Cass. AR C.22.0158.N, 13 januari 2023, onuitg.).

Krachtens artikel 1017 Ger.W. is de rechter ambtshalve gehouden de gerechtskosten te vereffenen in zijn eindvonnis (‘eindvonnis’ in de zin van ‘laatste vonnis van een aanleg’, niet van ‘eindbeslissing’), ongeachte de vorderingen van de partijen. De vereffening van de gerechtskosten staat los van het beschikkingsbeginsel en de rechter die de gerechtskosten ambtshalve vereffent, miskent het recht van verdediging niet (Cass. 16 januari 2023, AR C.21.0193.F, onuitg.).

Samengevat, moet de rechter – behoudens uitdrukkelijk verzoek van de partijen of behoudens uitdrukkelijk afwijkend procedureakkoord – het juiste basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding vereffenen, geïndexeerd op datum van zijn uitspraak en op datum van de uitspraak van de eerste rechter wanneer de appelrechter de kosten van de eerste aanleg moet vereffenen (Cass. AR C.18.0219.N, 1 maart 2019, RW 2019-20, 900, noot L. CLAUS, “Cassatie zonder verwijzing: de regel i.p.v. de uitzondering na Potpourri V?”), ongeacht het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding begroot door de partij die recht heeft op deze vergoeding en zelfs wanneer die procespartij heeft nagelaten haar gerechtskosten te begroten.

Op dezelfde wijze moet de rechter ambtshalve het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding herleiden wanneer de partij die deze vergoeding moet betalen, tweedelijns juridische bijstand geniet (art. 1022, vierde lid Ger.W.), geen van de in het ongelijk gestelde partijen is verschenen en het eindvonnis een verstekbeslissing is (art. 1022, zevende lid Ger.W.), wanneer de in het ongelijk gestelde partij de vordering niet heeft betwist en eventueel enkel uitstel van betaling heeft gevraagd (art. 1022, zevende lid Ger.W.) of wanneer het maximumplafond van artikel 1022, vijfde lid Ger.W. werd bereikt.

Commotie en onduidelijkheid: RPV gedaald?

Onlangs was er wat commotie en verwarring onder advocaten omdat de rechtsplegingsvergoeding vanaf 1 maart 2023 terug gedaald zou zijn. De achterliggende gedachte was dat vanaf 1 maart 2023 de voorwaarden voor een verhoging van de rechtsplegingsvergoeding niet meer vervuld waren. Volgens deze interpretatie van artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 moet de rechtsplegingsvergoeding met 10% verminderd worden telkens de index niet langer 10 punten hoger ligt dan ten tijde van de laatste verhoging van de rechtsplegingsvergoeding met 10%. Nochtans is de tekst van artikel 8 kristalhelder:

“De basis-, minimum- en maximum bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat overeenstemt met 105,78 punten (basis 2004); telkens als het indexcijfer met 10 punten stijgt of daalt, worden de sommen bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4 van dit besluit met 10 procent vermeerderd of verminderd”.

De rechtsplegingsvergoeding schommelt niet aanhoudend met de schommelingen van de index. Enkel wanneer de index met 10 punten stijgt of daalt, wordt de rechtsplegingsvergoeding met 10% verhoogd of verlaagd. Interpretatio cessat in claris.

Pierre Thiriar, Raadsheer hof van beroep Antwerpen en praktijk-assistent gerechtelijk recht UAntwerpen. Deze bijdrage vertolkt uitsluitend de persoonlijke mening van de auteur.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.