Rechtsmisbruik is een begrip dat de vele fiscalisten een beetje tegen de borst zal stuiten. Het staat immers op gespannen voet met het legaliteitsbeginsel van artikel 170 van de Grondwet, toch wel de heilige graal van de fiscaliteit. Toch heeft het Europees Hof van Justitie de afgelopen jaren een theorie uitgewerkt over rechtsmisbruik in het fiscaal recht.
Het Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie heeft, als hoogste Belgische rechtscollege, het legaliteitsbeginsel altijd ondersteund. Dat blijkt o.a. uit het befaamde Brepols-arrest van 6 juni 1961, waarin het Hof bevestigde dat de belastingplichtige recht heeft om de minst belaste weg te kiezen. Partijen moeten dus niet de meest normale weg kiezen, als ze geen wettelijke bepaling overtreden en alle gevolgen van hun keuze aanvaarden. Zelfs handelingen die er enkel en alleen toe strekken de belastingdruk te verminderen, zijn toegelaten (Cass. 22 maart 1990, JDF 1990,116).
De wetgever grijpt in
Deze doctrine is de fiscus altijd een doorn in het oog geweest. Uiteindelijk kwam de wetgever aan de verzuchtingen van de fiscus tegemoet en voerde de befaamde antimisbruikbepaling van artikel 344, § 1 WIB92 in. In 2012 vonden de laatste aanpassingen aan deze bepaling plaats.
Europees perspectief
Wat betreft de ontwikkeling van het begrip ‘rechtsmisbruik’, bleek de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie cruciaal. Nadat het begrip al in andere rechtsdomeinen aan bod was gekomen, begon het in fiscalibus in eerste instantie met enkele spraakmakende btw-zaken. Opvallend is dat het Hof geen probleem ziet in het spanningsveld tussen het begrip ‘rechtsmisbruik’ en het legaliteitsbeginsel.
In het arrest Halifax (HvJ 21 februari 2006, C-255/02) brengt het Hof naar voor dat rechtsmisbruik twee elementen omvat:
- Een objectief element: het moet gaan om het behalen van een voordeel in strijd met het doel van de wet.
- Een subjectief element, nl. het doel van de transacties bestaat juist in het verkrijgen van dat voordeel.
Vooral dat subjectieve element zorgt voor heel wat discussie. Het wezenlijk doel van de transactie moet het behalen van het fiscaal voordeel zijn. Dat betekent dat het niet relevant is dat er daarnaast nog andere niet-fiscale doelen worden nagestreefd met de verrichting.
Ook voor het Hof van Justitie blijft het recht om te kiezen voor de minst belaste weg echter overeind. De doctrine van het rechtsmisbruik brengt daar natuurlijk wel grenzen aan.
De visie van het Hof vond ook zijn weg naar onze Belgische wetgeving, in de vorm van de antimisbruikbepaling in het Btw-wetboek (art. 1, § 10).
Gevolgen van rechtsmisbruik?
Wat als de rechter vaststelt dat een belastingplichtige rechtsmisbruik heeft gepleegd? Dan moet de situatie worden hersteld in de toestand zoals die zou zijn geweest indien het misbruik niet hadden plaatsgevonden. Hoe dat in een concrete casus moet gebeuren is helaas niet altijd duidelijk: bv. als een belastingplichtige ten onrechte btw heeft afgetrokken, moet de btw die hij heeft afgedragen misschien ook worden teruggestort.
Een voorbeeld uit de praktijk
In de bouwsector zijn er heel wat gevallen van rechtsmisbruik bekend. Vaak gaat het dan om belastingplichtigen die ten onrechte het verlaagd tarief van 6 % toepassen.
Voor de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen (Rb. Antwerpen 15 november 2017) werd een casus voorgelegd waarbij partijen hun verrichting kunstmatig hadden opgesplitst in twee aparte verrichtingen: een verkoopovereenkomst en een aannemingsovereenkomst. Uit de omstandigheden blijkt volgens de rechter echter dat de twee transacties samen moeten worden beschouwd als één ondeelbare handeling (zo waren beide verrichtingen opgenomen in dezelfde notariële akte).
Meer lezen? Download het document Rechtsmisbruik in inkomstenbelastingen en btw, met een uitgebreide analyse van rechtsmisbruik in btw en inkomstenbelastingen met talrijke voorbeelden uit de Belgische rechtspraak.
Henri Vandebergh
0 reacties