Il n’y a que les sots qui ne changent jamais d’avis. Dat moet ook het Hof van Cassatie gedacht hebben toen het vorig jaar een arrest velde dat pas deze maand werd opgenomen in de Juportal-databank. Met het arrest lijkt het Hof diametraal in te gaan tegen het standpunt dat het slechts drie jaar eerder had ingenomen. Alleen al deze frappante koerswijziging maakt het arrest een nadere blik waardig. Dat het bovendien een problematiek betreft die uit de procespraktijk is gegrepen, zoals restitutie, is mooi meegenomen.
Probleemschets
Stel. U vordert de nietigverklaring of de ontbinding van een overeenkomst, maar u vergeet om ook (uitdrukkelijk) de restitutie te vorderen zoals die uit de nietigheid c.q. ontbinding voortvloeit. Is het dan aan de rechter om zelf deze restitutie te bevelen?
Er zijn goede argumenten pro en contra.
Contra is er natuurlijk het beschikkingsbeginsel. Er kan worden verdedigd dat, wanneer de restitutie niet gevorderd wordt, de rechter die de restitutie alsnog beveelt, uitspraak doet ultra petita. In deze benadering zal u dus de gevolgen van uw vergetelheid moeten dragen. U zal per hypothese wel de vernietiging of de ontbinding kunnen bekomen, maar niet de restitutie (waarvoor het u allicht eigenlijk te doen is).
Pro is er het algemeen rechtsbeginsel inzake de taak van de rechter. De rechter is ertoe gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde rechtsregels, en hij heeft de plicht ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die de partijen in het bijzonder hebben aangevoerd tot staving van hun eisen.[1]Welnu, eigen aan de vernietiging en de ontbinding is het retroactief karakter. De ontbinding van een wederkerig contract heeft in beginsel ex tuncuitwerking en heeft tot gevolg dat de partijen opnieuw in dezelfde toestand moeten worden geplaatst als die waarin zij zich zouden hebben bevonden indien zij niet hadden gecontracteerd.[2] Op identieke wijze verplicht de vernietiging van een overeenkomst, die eveneens ex tunc uitwerking heeft, in de regel elk van de partijen ertoe de prestaties terug te geven die krachtens die vernietigde overeenkomst zijn ontvangen.[3]In die zin kan worden verdedigd dat de restitutie geen ‘vordering’ is maar een juridisch uitvloeisel van de vernietiging dan wel ontbinding, en dat de rechter verplicht is om dat rechtsgevolg desnoods ambtshalve toe te passen.
Inconsistente cassatie
In een arrest van 1 februari 2019 koos het Hof van Cassatie resoluut voor de tweede (partijvriendelijke!) optie. Restitutie als rechtsgevolg dus. Het Hof oordeelde:
“De appelrechters die de nietigheid van de kredietovereenkomsten uitspreken en de gevolgen hiervan niet regelen omdat de bank ‘geen restitutievordering op grond van de nietigverklaring van de kredietovereenkomst stelt’, schieten te kort aan hun verplichting om het geschil te beslechten op grond van de daarop van toepassing zijnde rechtsregels“.
Drie jaar later blijkt het Hof op zijn stappen terug te zijn gekomen. Op 10 februari 2022 klinkt het inderdaad helemaal anders:
“Het algemeen rechtsbeginsel van de autonomie van de procespartijen of het beschikkingsbeginsel houdt in dat het uitsluitend aan de partijen toekomt om te bepalen welke vorderingen zij instellen en dat de rechter slechts over de door de partijen ingestelde vorderingen kan oordelen. Hieruit volgt dat de rechter niet kan oordelen over de restitutie van een prestatie na vernietiging of ontbinding van een overeenkomst wanneer geen vordering tot restitutie werd ingesteld“
Conclusie: vergeet niet om restitutie te vragen
Onder voorbehoud van een nieuwe koerswijziging, is de advocaat gewaarschuwd: vergeet uw restitutievordering niet te formuleren! Anderzijds komt het Hof in hetzelfde arrest van 2022 de verstrooide raadsman meteen tegemoet:
“De rechter heeft evenwel de mogelijkheid om de partijen uit te nodigen standpunt in te nemen over de restitutie en in voorkomend geval een vordering in dat verband in te stellen“
M.a.w.: de rechter kan u vriendelijk wijzen op uw vergetelheid, en u de kans geven om die recht te zetten. Het gaat evenwel om een ‘mogelijkheid’ en niet om een ‘verplichting’, dus u houdt er toch maar best uw hoofd bij.
Sven Sobrie, advocaat Omega Law & research fellow KU Leuven
Lees hier andere commentaren van Sven Sobrie bij cassatierechtspraak.
- Nogmaals over het ereloon van de advocaat
- De verplichting voor de verzekeringnemer om risicoverzwaringen te melden
- Burenhinder: ook na verkoop heeft ex-eigenaar nog belang bij vordering
Referenties
[1]Vaste cassatierechtspraak, zie o.m. Cass. 23 januari 2020, F.19.0019.N; Cass. 15 maart 2019, C.18.0342.N en Cass. 14 september 2017, C.16.0526.N.
[2] Cass. 21 april 2016, TBO 2016, afl. 6, 555; Cass. 5 december 2014, RABG2015, afl. 6, 411; Cass. 6 juni 1996, Arr.Cass. 1996, 558.
[3] Cass. 5 januari 2012, Arr.Cass. 2012, afl. 1, 39; Cass. 21 mei 2004, Arr.Cass. 2004, afl. 5, 902.
Ben je een jonge onderzoeker en wil je graag commentaren schrijven bij recente cassatierechtspraak, contacteer dan de redactie.
0 reacties