“Wanneer ik mijn zorgenkind een schenking wil doen, heeft dat invloed op zijn tegemoetkoming(en)?”
Als persoon met een handicap kun je recht hebben op financiële ondersteuning of bepaalde voordelen.[1] Bij de berekening van de inkomensvervangende (IVT – voor personen tussen 21 en 65 jaar) en integratietegemoetkoming (IT –voor personen wier zelfredzaamheid beperkt is, in beginsel ook beperkt tot personen tussen 21 en 65 jaar) wordt rekening gehouden met de gezinssituatie en de belastbare inkomsten.
Men zal hier rekening mee houden wanneer je een familieregeling uitwerkt.
Wanneer een persoon met een beperking roerende inkomsten boven de 659,75 € (indexgebonden) moet aangeven in de personenbelasting dan worden deze meerinkomsten in mindering gebracht van zijn tegemoetkoming.
Maar: interesten op een spaarboekje zijn vrijgesteld voor zover zij niet hoger zijn dan 1880 euro per jaar. Heb je andere intrestdragende rekeningen, obligaties, kasbons op een effectenrekening bij een Belgische financiële instelling dan moet deze instelling zelf de roerende voorheffing op de intresten inhouden en die inhouding is bevrijdend. Deze inkomsten moeten dus niet aangegeven worden en hebben dus geen invloed op de tegemoetkoming. Hetzelfde geldt voor dividenden op een aandelenportefeuille. Het kan daarom nadelig zijn om de roerende inkomsten (waarop de roerende voorheffing werd ingehouden) aan te geven in de belastingaangifte met het oog op de recuperatie van te veel betaalde roerende voorheffing via de personenbelasting vermits dit een vermindering van de tegemoetkomingen tot gevolg kan hebben.[2] Let wel: winsten op herverkoop van aandelen binnen de 6 maand na verkrijging zijn op dit ogenblik belastbaar (de zgn. ‘speculatietaks’).
Inkomsten uit onroerend goed zijn wel belastbaar (echter niet het onroerend inkomen van de woning waar je zelf woont). Het huurinkomen (geïndexeerd KI + 40 %) voor privéhuur en de werkelijke huur – 40 % bij verhuur voor beroepsdoeleinden moet wel aangegeven worden en wordt in mindering gebracht van de tegemoetkomingen!
Vermogensplanners doen er dus goed aan hiermee rekening te houden. De beoogde meerinkomsten hebben in bepaalde gevallen immers tot gevolg dat de tegemoetkomingen met een zelfde bedrag verminderen of zelfs helemaal wegvallen. Daarom wordt vaak aan de ouders de raad gegeven om een ouderlijke boedelverdeling door te voeren (hetzij bij schenking, hetzij bij testament). Op deze wijze kunnen de ouders zelf bepalen welke goederen zijn in de kavel van hun kinderen zullen leggen. Hierdoor kunnen zij vermijden dat moeilijk te beheren goederen in de kavel van hun kind met een beperking zullen terecht komen, kunnen zij afwijken van de regel van de gelijkheid in natura van de kavels,[3] verhinderen zij dat de mede-erfgenamen in een moeizame onverdeeldheid terecht komen met hun broer of zus met een beperking en kunnen zij er zelf op toezien dat de goederen die aan hun zorgenkind worden toebedeeld geen inkomsten opleveren die tot gevolg zouden hebben dat zijn tegemoetkomingen zouden verminderen of wegvallen.
[1] Zie voor meer details: Financiële zorgvragen, p. 250 e.v. ‘Tegemoetkomingen en uitkeringen’ en p. 68 e.v., casus 7.
[2] Zie Financiële zorgvragen, casus 7, p. 69.
[3] Hebben de ouders niets geregeld dan zullen de erfgenamen in principe kavels moeten vormen waarbij ieder van hen zijn deel van de roerende en onroerende goederen in natura toebedeeld krijgt (art. 826 B.W.). Kunnen de erfgoederen niet gevoeglijk in natura verdeeld worden dan kan iedere deelgenoot de openbare verkoop ervan vorderen (art. 827 B.W.).
0 reacties