Het thema seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) heeft al vele waters doorzwommen en leefde lange tijd in de taboesfeer. Sinds de #MeToo affaire heeft de wereld meer aandacht voor het thema, maar alsnog blijft het voor velen een ver-van-mijn-bedshow, ondanks dat we uit onderzoek weten dat dit niet het geval is. Net doordat SGG zich lang in de taboesfeer bevond, gaat het ook onoverkomelijk gepaard met verschillende mythes. Binnen onze organisatie krijgen we vaker te maken met mythes en stereotypen rond SGG. Via deze weg trachten we een aantal mythes te ontkrachten en de juiste informatie te verschaffen.
Het ideale slachtoffer, toch niet zo ideaal?
Mythe 1: Plegers zijn altijd mannen en slachtoffers zijn steeds vrouwen
Dit is een veelvoorkomende denkfout bij de algemene populatie. Bij deze mythe hoort vaak dan ook het idee dat mannen geen slachtoffer kunnen zijn. Echter toont onderzoek dat deze visie op niets gestoeld is en is het nauw verbonden met de seksuele dubbele standaard en stereotype genderrollen, die nog steeds prominent aanwezig zijn in de brede samenleving.
Deze mythe vloeit voor uit de zogenaamde Ideal Victim Theory. De theorie kende haar succes eind jaren tachtig, waarbij zes criteria centraal staan om iemand als een ideaal slachtoffer te omschrijven. De criteria omvatten zaken zoals het feit dat het moet gaan over een vrouwelijk slachtoffer, die als zwak wordt gepercipieerd omwille van haar vrouwelijkheid. Verder wordt de vrouw als slachtoffer gezien, wanneer zij een respectvolle activiteit uitvoerde. Bepaalde bezigheden zijn namelijk niet geoorloofd om uitgevoerd te worden door respectabele vrouwen. Zo bestaat bijvoorbeeld de opvatting dat sekswerkers niet kunnen verkracht worden. Hierbij aansluitend impliceert de theorie ook dat de vrouw in kwestie zich op een plaats bevond, waar het betaamt om als vrouw te zijn. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat vrouwen ’s nachts niet alleen op pad mogen gaan. Tot slot stelt de theorie dat een vrouw slachtoffer wordt van seksueel grensoverschrijdend gedrag door een slechte, onbekende man. Deze theorie is diepgeworteld in beleid en in opvattingen bij politie, justitie en hulpverlening, maar ook bij het brede publiek.
Meer en meer onderzoek ontkracht verschillende aspecten van deze theorie. Ten eerste worden niet enkel vrouwen maar ook mannen slachtoffer van SGG. Het Sexpert onderzoek (2012) toont aan dat 22,3% van de vrouwen voor de leeftijd van 18 jaar te maken krijgt met seksueel geweld. Voor mannen geldt dat één op tien voor de leeftijd van 18 ooit slachtoffer geworden van seksueel geweld. Bovendien zijn plegers ook vaak geen onbekenden. Het is zelfs zo dat men een groter risico loopt om seksueel geweld mee te maken door iemand uit de dichte omgeving. Volgens datzelfde onderzoek kende namelijk bijna de helft van de minderjarige vrouwelijke slachtoffers hun pleger, meer specifiek ging het in één op drie gevallen over een huisgenoot. Bij 52.8% van de vrouwelijke volwassen slachtoffers is de (ex-) partner de pleger. Bijgevolg kan gesteld worden dat het criterium van een onbekende pleger in de meeste gevallen niet klopt. De overige criteria worden verder uitgediept in het UN-MENAMAIS onderzoek (Keygnaert et al., 2021).
Mythe 2: ‘Het slachtoffer zei geen neen, dus het was geen probleem
Victim blaming is in dit geval de voedingsbodem van de mythe. Als maatschappij hebben we de neiging om te proberen begrijpen waarom zaken, zoals zedenfeiten, kunnen gebeuren. Al te vaak worden zowel het probleem als de oplossing gezocht bij het slachtoffer.
Het gaat hier over een hands-on feit, waarbij geen toestemming gegeven is voor de feiten an sich. Om meer te weten te komen over toestemming en de hervorming ervan in het nieuwe seksueel strafrecht verwijzen we naar een eerder gepubliceerd artikel. Verder is het volgens traumatheorieën eenvoudig te verklaren waarom een expliciete nee niet verwacht kan worden bij seksuele handelingen. Wanneer personen in een gevarensituatie terecht komen, bijvoorbeeld seksueel geweld, schakelt het lichaam over naar een zogenaamd overlevingsinstinct, de 4 F’s: fight, flight, freeze en fawn modus. Mensen kiezen niet zelf bewust voor een overlevingsstrategie, die keuze wordt voor hen gemaakt. Het lichaam kiest namelijk de manier die het meeste kans op slagen heeft. Daarnaast hangt de reactie af van verschillende situationele en persoonsgebonden factoren, zoals bijvoorbeeld eerdere traumaervaringen. Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag is de freeze-reactie een vaak voorkomende. Het lichaam kiest voor de weg van de minste weerstand om ernstiger geweld te verhinderen.
Het andere feit handelt over de situatie waarin mogelijk initieel toestemming was in de vorm van sexting, maar de verdere verspreiding zonder toestemming gebeurde. Consensuele sexting kan een vorm zijn van seksualiteitsbeleving en hoeft geen voedingsbodem voor victim blaming te zijn. De persoon, die de beelden zonder toestemming deelt, treft schuld. Dit is een schoolvoorbeeld van de Ideal Victim Theory. Vrouwen worden namelijk geacht om geen expliciete beelden van zichzelf te delen, wat maakt dat ze niet voldoen aan de zogenoemde zedige activiteit (cf. supra).
Mythe 3: ‘Ze had de foto’s maar niet moeten sturen.’
Ook bij deze mythe speelt het victim blaming-mechanisme een belangrijke rol (cf. supra). In dit geval handelt deze mythe over de situatie waarin mogelijk initieel toestemming was in de vorm van sexting, maar de verdere verspreiding zonder toestemming gebeurde. Consensuele sexting kan een vorm zijn van seksualiteitsbeleving en hoeft geen voedingsbodem voor victim blaming te zijn. De persoon, die de beelden zonder toestemming deelt, treft schuld. Dit is een schoolvoorbeeld van de Ideal Victim Theory. Vrouwen worden namelijk geacht om geen expliciete beelden van zichzelf te delen, wat maakt dat ze niet voldoen aan de zogenoemde zedige activiteit (cf.. supra).
Mythe 4: Seksueel geweld is iets recent
Een derde en laatste mythe luidt dat seksueel geweld iets is van deze tijd. De laatste jaren krijgt seksueel grensoverschrijdend gedrag (terecht) meer aandacht. Hoewel het thema bespreekbaarder is geworden in België en de prevalentiecijfers gestegen zijn, tonen onderzoeken ook aan dat we nog steeds met een groot dark number zitten, zeker wat betreft mannelijk slachtofferschap en vrouwelijk plegerschap. Bovendien kan worden aangenomen dat slachtoffers van SGG lange tijd nodig hebben om te aanvaarden wat hen overkomen is en hun verhaal te delen met derden. Als men in het achterhoofd houdt dat in een groot deel van de gevallen de pleger een naaste is, verhoogt dat vaak de drempel omwille van complexe onderlinge dynamieken. Deze visie vormt dan ook de basis tot de hervorming van de verjaringstermijnen door middel van de Reparatiewet. Er bestaat bovendien ook geen evidentie om aan te nemen dat in landen waar SGG taboe is, het fenomeen minder voorkomt.
Impact en verantwoordelijkheid
Het doel van dit artikel is om inzicht te bieden in stereotypering en mythes, waarmee slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag vaak te maken krijgen. De impact van dergelijke mythes op slachtoffers, maar ook op plegers, wordt dermate onderschat. Wanneer we de samenleving doordrenkt is van deze mythes en stereotypering ontnemen we hen de erkenning van hun leed. Bovendien verhogen we de drempel voor slachtoffers om hulp te zoeken en hun verhaal te delen. Aan plegerszijde daarentegen, waarover ook verschillende mythes bestaan, houden we als maatschappij zo het fenomeen in stand. Als organisatie trachten we de brede samenleving in te lichten over de stereotypen en mythes, want de kans bestaat dat ieder van ons ooit te maken krijgt met dit thema onder welke vorm dan ook.
0 reacties