De inauguratie van Donald J. Trump als 47ste president van de Verenigde Staten ging – hoe kan het ook anders – niet onopgemerkt voorbij. Tijdens zijn inaugurele rede leek de president-elect alsnog vergeten te zijn dat hij de presidentsverkiezing reeds had gewonnen en hij maakte de vorige regering het ene na het andere verwijt. Het is het soort retoriek die je normaal in het heetst van de verkiezingsstrijd te horen krijgt. Op een bepaald moment deed hij een uitspraak die me triggerde. Hij zette me aan het denken.
De kersverse president zei, terugdenkend aan de aanslag op zijn leven in Pennsylvania eerder in de campagne: “A bullet went through my ear… God saved me to make America great again.” Die woorden deden een explosie van applaus door de zaal gonzen. De toehoorders werden duidelijk enthousiast. Ik iets minder. Ik dacht: de tijd van het Goddelijk Mandaat is terug. En dat is problematisch. Laat me dat eerst even uitleggen alvorens te nuanceren.
Het idee van het goddelijk recht, dat in het Engels bekend staat als de ‘divine right of kings’, gaat ervan uit dat de macht van een staatshoofd rechtstreeks van een godheid afkomstig is. Hierdoor wordt de autoriteit van het staatshoofd beschouwd als onaantastbaar door menselijke wetten of instellingen. Deze opvatting verleent de leider niet alleen politieke legitimiteit, maar plaatst hem ook boven kritiek en oppositie, aangezien hij als uitverkoren wordt gezien door een hogere macht.
Historisch gezien zijn er talrijke voorbeelden van leiders die zich op een dergelijk goddelijk recht beriepen om hun gezag te versterken. In het oude Egypte werden farao's bijvoorbeeld beschouwd als levende goden, een directe incarnatie van de god Horus, en hun rol was zowel politiek als spiritueel. Dit gaf hen absolute macht over hun onderdanen, terwijl hun goddelijke status ook religieuze toewijding afdwongen.
In Oost-Azië werd een vergelijkbaar concept gehanteerd, zij het met een andere interpretatie. De keizers van China regeerden onder het ‘Mandaat van de Hemel’, een filosofisch en religieus principe dat stelde dat hun heerschappij was goedgekeurd door de hemel (een goddelijke kracht). Dit mandaat werd echter gezien als voorwaardelijk: als de keizer onrechtvaardig regeerde, verloor hij het mandaat, en rebellie werd dan gerechtvaardigd. Dit verschilde van het Europese idee van goddelijk recht, waarin de koning vrijwel onvoorwaardelijke macht genoot.
Zo ver zijn we natuurlijk nog niet. En ik wil hier ook helemaal niet betogen dat Donald Trump zichzelf als een godheid ziet. Wel herinnerde zijn uitspraak me aan de relativiteit van de rechtsstaat. Alle regels, gebruiken en wetten die we kennen, zijn gebaseerd op het sociale contract tussen mensen waarin we gezamenlijk instemmen ze te volgen.
De rechtsstaat en haar fundamenten zijn vergelijkbaar met water voor een vis: zodra je erin leeft, lijkt het vanzelfsprekend, maar dat is het allerminst
In se hebben we maar één persoon nodig die dat sociale contract aan zijn laars lapt en een net iets grotere groep onverschilligen die een oogje dichtknijpt voor het verkrachten van de rechtsstaat. Dat is hoe wankel ons systeem eigenlijk is.
De rechtsstaat en haar fundamenten zijn vergelijkbaar met water voor een vis: zodra je erin leeft, lijkt het vanzelfsprekend, maar dat is het allerminst.
Om de rechtsstaat te beschermen, moeten we daarom eerst erkennen dat ze niet vanzelfsprekend is
Om de rechtsstaat te beschermen, moeten we daarom eerst erkennen dat ze niet vanzelfsprekend is. Een van mijn meest controversiële overtuigingen is dat de mens, diep vanbinnen, nog steeds een door zichzelf gedomesticeerd dier is. Vooral op het (internationale) politieke toneel zien we dat de wet van de jungle in grote mate blijft gelden. Dichter bij huis kun je dit vergelijken met de dynamiek van een speelplaats: rust en beschaving heersen alleen wanneer er duidelijke afspraken zijn die worden gehandhaafd door een gezaghebbende – zoals de leraar of juffrouw.
Hoe houden we de rechtsstaat overeind? Het antwoord is simpel: door ons elke dag af te vragen of we vandaag hebben bijgedragen aan het beschaven van de speelplaats, of juist het tegenovergestelde hebben gedaan.
0 reacties