Na meer dan 185 jaar moet de Staatsveiligheid eindelijk opletten hoelang ze iemands gegevens bijhoudt. Minister van Justitie Koen Geens legt de inlichtingendienst nieuwe privacyregels op.
De Staatsveiligheid is zo oud als België zelf, maar pas in 1998 kreeg de geheime dienst ook een eigen wetgeving. De wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten legde onder andere de opdrachten vast van onze twee inlichtingendiensten: de Staatsveiligheid én de militaire inlichtingendienst (ADIV). In de wet stond ook een artikel over het bewaren en vernietigen van de miljoenen persoonsgegevens in de databanken van de inlichtingendiensten. Maar het was wachten op een koninklijk besluit om effectief vast te leggen hoelang de geheime diensten die persoonlijke gegevens mogen bewaren en hoe ze vernietigd moeten worden als ze niet meer noodzakelijk zijn. Dat besluit is nu – bijna 18 jaar later – eindelijk klaar.
Morgen zou het langverwachte koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad moeten verschijnen, maar De Tijd kon het al inkijken. Minister van Justitie Koen Geens (CD&V), bevoegd voor de Staats-veiligheid, en minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA), bevoegd voor de militaire inlichtingendienst, leggen de lat op 50 jaar.
Waarom zo’n lange bewaartermijn toestaan? ‘Het opslaan van gegevens van personen die betrokken zijn in een onderzoek is noodzakelijk voor de goede werking van onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten’, verantwoordt minister van Justitie Geens. ‘Door het bijhouden van essentiële gegevens kunnen de diensten personen uit verschillende onderzoeken aan elkaar linken. Maar wanneer de gegevens niet meer noodzakelijk zijn voor het onderzoek worden ze verwijderd.’ Geens benadrukt dat hij met deze nieuwe regels gehoor geeft aan één van de meeste herhaalde aanbevelingen van het Comité I, dat onze inlichtingendiensten controleert.
Hij beklemtoont ook dat de gegevens ‘ten laatste’ na 50 jaar vernietigd moeten worden. Als al vroeger blijkt dat de inlichtingendiensten bepaalde persoonsgegevens bewaren die niet nodig zijn voor hun opdrachten, dan mogen ze niet meer bijgehouden worden.
Toch is ook de maximum- termijn van 50 jaar nog rekbaar. Er zijn drie uitzonderingen. Als het gaat om gegevens met een historische waarde, die is erkend door het Rijksarchief. Maar ook als de gegevens nog ‘noodzakelijk’ zijn voor de opdrachten van de inlichtingendienst of voor een nog lopende gerechtelijke procedure. In die gevallen moet de dienst dan versneld – elke vijf jaar – opnieuw evalueren of de gegevens nog nodig zijn.
Er zijn wel procedures vastgelegd om zeker te zijn dat de gegevens vernietigd zijn – of ze nu staan op oude microfiches of nieuwe digitale dragers. Van elke vernietiging zal een proces-verbaal worden opgesteld. Niet alleen door de bevoegde chef bij de Staatsveiligheid, ook door een ‘raadgever informatie- veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer’. Geens laat weten dat die job binnen de Staatsveiligheid al in februari – ook na jaren wachten – eindelijk is ingevuld.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Amerikaanse inlichtingendienst CIA kent de Staatsveiligheid geen traditie om na verloop van tijd bepaalde (opgevraagde) geclassificeerde gegevens vrij te geven. Alle dossiers van de voorbije 70 jaar zijn nog altijd verboden terrein voor buitenstaanders.
De Staatsveiligheid had zelf al in maart 2010 een tekst voorgesteld om dit langverwachte koninklijk besluit eindelijk in te vullen. Daarin was al sprake van een maximumtermijn van 50 jaar. De Staatsveiligheid wilde weliswaar in haar eigen voorstel uit 2010 ook ‘verkeerde’ gegevens kunnen bijhouden, maar dat botste op een njet van de privacycommissie. Daardoor moest de regering in 2013 de tekst nog aanpassen, maar dat is dus nu pas eindelijk rond.
Dit artikel is origineel verschenen in De Tijd
Geschreven door LARS BOVÉ
0 reacties