Onderstaand artikel van Wouter Verheyen en Pieter Pecinovsky verscheen in uitgebreide vorm in het Arbeidsrecht Journaal. U kan die bijdrage hier lezen.
HvJ (Grote kamer) 23 maart 2021, C-28/20, Airhelp Ltd/Scandinavian Airline System SAS, ECLI:EU:C:2021:226
Luchtvaartstakingen komen vaak uitgebreid in het nieuws omwille van de grote impact op gestrande reizigers. Deze reizigers kunnen ingevolge de bescherming uit Verordening 261/2004 echter genieten van bijstand (met inbegrip van maaltijden en noodzakelijke accommodaties) en terugbetaling van hun tickets of omboeking van hun reis. Hoewel de Verordening eveneens een recht op compensatie voorziet, bestaat dit recht slechts voor zover er geen sprake is van buitengewone omstandigheden. In een lange lijst uitspraken gaf het Hof daarbij steeds een strikte interpretatie aan dit begrip. Tot recent was het nog onduidelijk of dit recht op compensatie ook bestond bij georganiseerde stakingen. Omwille van de hoogte van deze compensaties is het belang van deze vraag enorm. In de aan dit Arrest onderliggende zaak zou de financiële impact van deze vergoedingen bij een 7-daagse staking bijvoorbeeld 117 miljoen euro bedragen.
SAS is daarbij van mening dat aangezien de staking rechtmatig was en alle piloten betrokken waren, zij niets kon doen om de bedrijfsvoering zo te reorganiseren dat de vluchten toch zouden kunnen worden uitgevoerd. Vermits de looneisen volgens SAS buitensporig waren, kon de staking volgens SAS ook niet met redelijke maatregelen worden voorkomen. Vermits het een staking was met als doel een loonsverhoging en geen reactie op een maatregel van SAS, was er volgens SAS ook geen sprake van een staking die inherent was aan de bedrijfsvoering. Dat laatste argument is ingegeven als reactie op de enige eerdere uitspraak van het Hof die direct de kwalificatie van een staking als buitengewone omstandigheden betrof. In het Arrest In Krüsemann (HvJ 17 april 2018, gevoegde zaken C-195/17 e.a.) oordeelde het Hof immers dat een wilde staking bij de uitvoerende vervoerder die volgde op de aangekondigde herstructureringen, niet in aanmerking komt als buitengewone omstandigheid, nu zij inherent is aan de luchtvaartactiviteiten.
SAS vindt in haar argumentatie steun in de conclusie van AG Pikamäe (Conclusie A.G. Pikamäe bij Hof van Justitie 23 maart 2021 C-28/20, ECLI:EU:C:2021:203). Op basis van een belangenafweging, rekening houdend met enerzijds het recht om te staken van de werknemers (artikel 28 van het Handvest van Grondrechten van de Europese Unie) en anderzijds de ondernemingsvrijheid (artikel 16 van dat zelfde handvest), het eigendomsrecht (artikel 16 en 17) en onderhandelingsvrijheid (artikel 28) van de werkgever, komt de AG tot de conclusie dat het toekennen van een compensatie aan de passagiers bij een staking, de facto zou neerkomen op het ontnemen van de onderhandelingsvrijheid aan de werkgever. De dreigende compensatie zou daarbij verworden tot een wapen in het sociaal conflict. De AG meent tot slot dat er geen onevenredige aantasting is van de belangen van de reiziger, nu die nog steeds zijn recht op terugbetaling en bijstand behoudt.
Het Hof gaat echter niet mee in de visie van de AG. In de eerste plaats wordt het bepleite onderscheid met Krüsemann niet erkend door het Hof. Een staking bij het eigen personeel van de betrokken luchtvaartmaatschappij is immers sowieso en aan de onderneming interne gebeurtenis, ook indien de vakbond daartoe opriep (punt 44). Van groot belang hierbij is de verwijzing door het Hof naar het recht op collectieve actie in artikel 28 van het Handvest van de Grondrechten van de EU. Het fundamentele karakter van dit recht leidt ertoe dat een aangekondigde staking in de ogen van het Hof geen buitengewone omstandigheid kan uitmaken. Het inroepen van dit sociale recht en het feit dat dit de bovenhand haalt ten opzichte van de economische belangen en vrijheden van de luchtvaartmaatschappij is een belangrijke evolutie ten opzichte van de eerdere stakingsrechtspraak van het Hof in Viking en Laval (HvJ 11 december 2007, C-438/05, ECLI:EU:C:2007:772 en HvJ 18 december 2007, C-341/05, ECLI:EU:C:2007:809). Het Hof heeft zich ook niet laten hinderen door de interne grenzen van het Handvest, zoals het beperkte personele toepassingsgebied in artikel 51. Enkel indien niet de luchtvaartmaatschappij, maar slechts de overheid kan tegemoetkomen aan de stakingseisen, kan een personeelsstaking volgens het Hof een buitengewone omstandigheid uitmaken (punt 45). Het is niet helemaal duidelijk of dit standpunt wel helemaal in overeenstemming zou zijn met de visie van de Internationale Arbeidsorganisatie. Verder wordt ook de door de AG gevreesde impact op het belangenevenwicht door het Hof niet bevestigd. Enerzijds dwingt de verschuldigdheid van vergoeding aan reizigers niet om stakingseisen zo maar in te willigen, anderzijds is het inherent aan de gemaakte beleidskeuze om consumentenbelangen te beschermen dat andere marktdeelnemers hier een negatieve impact van kunnen hebben. Het Hof impliceert eveneens dat de financiële schade voor een werkgever een natuurlijk gevolg kan zijn die volgt uit een collectief conflict. Het Hof laat de door SAS ingeroepen vrijheid van onderneming en het recht op eigendom dan ook het onderspit delven ten opzichte van de passagiersrechten en het recht op collectieve actie. Op basis van deze argumenten beslist het Hof dan ook dat een aangekondigde staking geen buitengewone omstandigheid kan uitmaken en vergoeding dus ook in deze situatie verschuldigd is.
Voor de gestrande reiziger is deze uitspraak vanzelfsprekend een opsteker. Dat geldt echter ook voor de werknemers. Het mogelijke draagvlak voor sociale acties is immers groter wanneer het stakingsrisico bij de luchtvaartmaatschappij ligt, dan wanneer dit (gedeeltelijk) wordt geëxternaliseerd naar de passagier. Een beperking aan deze uitspraak is wel dat het Hof in haar overwegingen erkent dat bijvoorbeeld een luchthavenstaking wel als buitengewone omstandigheid kan gelden. Echter ook bij stakingen van bijvoorbeeld bagage-afhandelaars zijn het vaak de door de luchtvaartmaatschappijen onderhandelde wurgcontracten die aan de basis liggen van de slechte arbeidsvoorwaarden en die (mede) verantwoordelijk zijn voor de sociale onrust. Wij menen dan ook dat dergelijke sociale acties in de contractketen -net als bij het Arrest Krüsemann, waar het een staking bij de uitvoerende vervoerder betrof- toch als intern moet worden beschouwd en dus een recht op vergoeding moet doen ontstaan.
0 reacties