Vlaanderen is een Gallisch dorp in de Europese televisiewereld. Dat was in de tachtiger jaren al het geval, omwille van de bekabeling die alle huishoudens bereikte. Met de start van VTM in 1989 ontstond hier bovendien een innovatief creatief ecosysteem met tientallen kleinere en grotere bedrijven en talenten die vandaag in Hollywood prijzen wegkapen. Vlaanderen heeft dus veel te verliezen als het zijn zaken niet goed op orde zet. Al met de gemengde financiering, die aanvankelijk niet zo bedoeld was, heeft Vlaanderen een dubbelzinnig mediabeleid opgezet, dat nu, langzaam maar zeker, het gehele tv-ecosysteem bedreigt.
Het grootste probleem van de openbare omroep is de afwezigheid van een heldere en normatieve openbare-omroepopdracht, wat nochtans vereist is voor een omroep die met staatssteun wordt gefinancierd.
Bij de start van de Europese Unie in 1952, toen nog Gemeenschap genoemd, waren er in alle lidstaten openbare omroepen met een monopolie. Die zijn overal behouden, en het heeft tot het begin van deze eeuw geduurd eer men, langzaam, het strakke Europees verbod van staatssteun voor ondernemingen begon toe te passen op de openbare omroepen.
Ondertussen had Europees recht er al voor gezorgd dat televisiesignalen grensoverschrijdend van de ene lidstaat naar de andere werden gezonden, zodat de lidstaten de controle over het televisiegebeuren deels verloren. Het was ook onder Europees recht dat het fameuze monopolie van VTM op nationale private televisie dat in 1987 werd toegekend voor achttien jaar, al in 1992 ongeldig werd verklaard.
Kortom: het omroeprecht wordt door Europees recht beheerst en dat realiseert men zich in Vlaanderen maar aarzelend.
Europa voert eigenlijk het televisiebeleid, en dat komt door het strakke verbod op staatssteun voor ondernemingen in het Unierecht. Men is schoorvoetend gaan inzien dat openbare omroepen integraal gesubsidieerde ondernemingen waren, die in competitie kwamen met de private mediabedrijven. In Vlaanderen was men aanvankelijk vertrokken van het idee van het monopolie voor de staatssteun voor de VRT, en een monopolie voor de tv-reclame voor VTM. Dat duaal bestel werd snel doorbroken.
Het VRT-monopolie op staatssteun is nog altijd intact, dat van VTM werd al in 1989 doorbroken door een rechterlijke uitspraak die commerciële sponsoring op de VRT toeliet, aanvankelijk door overheidsbedrijven. Al gauw evolueerde dat naar exclusieve staatssteun voor de VRT en gedeelde reclame-inkomsten voor de openbare en private tv-zenders.
Vandaag gaat ongeveer 30% van de tv-reclamebestedingen via zogenaamde sponsoring en ‘billboarding’ naar de VRT, en 40% naar een tiental private tv-operatoren. De overige 30% verdwijnt naar de aanslag op reclame-inkomsten van de Big Tech-bedrijven uit de USA (en China).
Dat is een ongezonde situatie, waarbij een drietal problemen spelen:
- De openbare omroepopdracht is niet helder en niet normatief omschreven.
- Steeds meer huishoudens beëindigen hun kabelabonnement, ze kijken nu digitaal tv.
- Kranten en weekbladen staan onder druk met hun papieren versies; ze bouwen volop digitale merken uit met een ‘paywall’, die geconfronteerd wordt met een groeiend gratis aanbod, gesubsidieerd met overheidsgeld.
Er ligt dus een gigantische taak voor de overheid om een totaal nieuw mediabeleid te voeren voor deze eeuw.
Het Europees en Vlaams mediabeleid stamt nog quasi uit de vorige eeuw, terwijl alle parameters gewijzigd zijn. “The silicon curtain is descending on the world” schrijft Harari (Y. Harari, Nexus, 2024; Acemoglu spreekt van “Digital Damage” (Acemoglu & Johnson, Our Thousand-Year Struggle Over Technology and Prosperity, 2024). Toch doet Europa het nog altijd met een omroepmededeling van 2009, die toen als innovatie de eerste tv-programma’s on demand vermeldde…
Staatssteun, zoals een dotatie voor de openbare omroep, is verboden, behalve onder strenge voorwaarden, samengevat: heldere beschrijving van de opdracht, concrete toewijzing, onafhankelijk toezicht, netto-financiering, ex ante-controle op nieuwe diensten, onderzoek van marktimpact van nieuwe initiatieven, transparante procedures en overleg, rekening houdend met de mededinging van de private zenders. Europa is immers, aldus de Omroepmededeling, gekenmerkt door die mix van openbare en private tv-operatoren.
De monografie van Elke Cloots, m.m.v. Claire Van Buggenhoudt en Stefan Sottiaux is onthutsend. Er is eigenlijk geen normatieve definitie van de openbare omroepopdracht. Artikel 6 van de Vlaamse Decreten merkt “tout en n’importe quoi” aan als openbare opdracht.
En er is geen doortastende Europese handhaving. De Commissie kan optreden bij “kennelijke fouten”, maar zit stil en wacht klachten af; die leiden quasi steeds tot een catalogus van inbreuken, waarbij de lidstaten komen verklaren dat ze hun leven zullen beteren… en men gaat weer over tot de orde van de dag. Dat is niet houdbaar. Onnozelheden zoals het zogenaamde Protocol van Amsterdam van 1997 doen alsof er geen private tv-bedrijven bestaan en enkel de openbare omroep maatschappelijke democratische, sociale en culturele behoeften kan invullen en pluralisme kan garanderen.
Dat laatste sluit aan bij de neerbuigende attitude in kringen van de Raad van Europa naar private mediabedrijven, alsof die de journalistieke deontologie en het pluralisme inzake meningen niet zouden huldigen. De EU betuigt wel lippendienst aan private mediabedrijven, en erkent hun rol maar handelt er te weinig naar.
Last but not least bedreigt Big Tech nu het Europees media-ecosysteem, met de tol die die bedrijven met hun machtspositie heffen op reclamebestedingen. De Duitse hoogleraar Andreé voorspelt dat Big Tech in 2029 weg zal zijn met 75% van de wereldwijde reclame-investeringen, en dat dat het einde betekent van àlle mediabedrijven, en van de democratie: “Digital Giants destroy democracy and economy” (Big Tech Must Go, 2024).
Kortom, Europa moet nu een bijdetijds mediabeleid uitvinden, en Vlaanderen dat vanaf de start van VTM, een fantastisch tv-ecosysteem heeft uitgebouwd sedert 1989, moet zijn mediabeleid herijken als we deze innovatieve en creatieve sector een toekomst willen geven.
Dat gehele ecosysteem staat onder zeer grote druk van USA-Big Tech, die ook de kranten en weekbladensector frontaal raakt.
Vlaanderen moet nù een totaal nieuw mediabeleid ontwerpen in gesprek met de publieke en private operatoren, over alle markteffecten ten bate van de vrijwaring van die bijzondere mix die we hebben. Naar mijn mening is prof. Andreé te dystopisch wanneer hij verwacht dat in 2029 het licht zal uitgaan voor de Europese media, maar zijn analyse dat we in Europa nù beter op onze zaak moeten letten is wel juist.
Dat is dé prioriteit van de mediaminister, die voor een drastische vernieuwing staat van het totale tv-beleid, waarvan de beheersovereenkomst een onderdeel is. Dat noodzakelijk innovatief beleid moet transparant gevormd worden in overleg met de private en publieke tv-bedrijven, productiehuizen en uitgevers.
Em. Prof Leo Neels, Advocaat
Download de uitgebreide analyse van de auteur hier: “De openbare-omroepopdracht. Vlaamse en Europese beleidsurgenties”.
Zie ook het aangehaalde boek: E. CLOOTS, C. BUGGENHOUDT en S. SOTTIAUX, De openbare-omroepopdracht in Europees en rechtsvergelijkend perspectief. Een kritische analyse, Larcier-Intersentia, 2024, 142 p.
0 reacties