Om de gezondheidstoestand binnen de overbevolkte gevangenissen onder controle te houden tijdens de corona-pandemie en bewegingen in en uit de gevangenis zo veel mogelijk te beperken, had de regering al in april 2020 Koninklijk Besluit nr. 3 bijzondere bevoegdheden aan de gevangenisdirecteurs gegeven om de strafuitvoering te schorsen (‘strafonderbreking’) en zelfs te beslissen tot vervroegde voorlopige invrijheidstelling. Op 17 december nam het parlement deze beide strafuitvoeringsmodaliteiten in licht gewijzigde vorm op in de wet (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24 december 2020).
De gevangenisdirecteur, en niet de strafuitvoeringsrechtbank kan beslissen een gedetineerde vervroegd in vrijheid te stellen of de strafuitvoering tijdelijk te onderbreken. Het is de bedoeling de gevangenispopulatie onder controle te houden, zodat deze bijzondere strafuitvoeringsmodaliteiten enkel gelden voor personen die hun straf in de gevangenis ondergaan.
De vervroegde invrijheidstelling (artikel 60-61)
De gevangenisdirecteur kent de vervroegde invrijheidstelling toe. Deze wettelijke formulering suggereert dat dit een quasi automatisme is, tenzij de gevangenisdirecteur dit niet haalbaar acht of wanneer de VI wettelijk is uitgesloten.
Aan wie?
- gedetineerden
- vanaf zes maanden voor het einde van het uitvoerbare gedeelte van de vrijheidsstraf
- voor zover zij zich in de tijdsvoorwaarden voor VI bevinden
- die onderdak en voldoende bestaansmiddelen hebben
Aan wie niet?
- meer dan tien jaar gevangenisstraf
- veroordeelden voor terreur- en zedenmisdrijven
- veroordeelden die ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank zijn gesteld (TBS) of die op de foreign fighters- of extremistenlijst staan
- gedetineerden wiens strafuitvoeringsmodaliteit werd herroepen tijdens de pandemie
- gedetineerden zonder recht op verblijf
De vervroegde invrijheidstelling loopt dan door tot het bereiken van het strafeinde, tenzij de veroordeelde zich in deze proefperiode schuldig maakt aan nieuwe misdrijven, de slachtoffers verontrust of de algemene coronamaatregelen schendt.
In die gevallen kan de gevangenisdirecteur de invrijheidstelling herroepen. Is dit het geval, dan zal de ondergane periode van de invrijheidstelling worden verrekend met de resterende strafduur.
Wanneer er sprake zou zijn van een gevaar voor de fysieke of psychologische integriteit van derden, kan het Openbaar Ministerie de betrokkene voorlopig aanhouden. De gevangenisdirecteur beslist dan over een eventuele herroeping binnen de zeven dagen.
De onderbreking van de strafuitvoering “Coronavirus COVID-19″ (artikel 63 wet)
Daarnaast kan de gevangenisdirecteur onder bepaalde voorwaarden beslissen de strafuitvoering van een gedetineerde te onderbreken. Deze gedetineerde dient hiervoor een schriftelijk verzoek in te dienen. De gevangenisdirecteur kan wel weigeren, maar moet dit motiveren.
Aan wie?
- gedetineerden
- die minstens drie keer een penitentiair verlof van 36 uur succesvol hebben gehad of zich in beperkte detentie bevinden
- die onderdak en voldoende bestaansmiddelen hebben
- geen tegenaanwijzingen recidive, onttrekking, lastigvallen slachtoffers
Aan wie niet?
- meer dan tien jaar gevangenisstraf
- veroordeelden voor terreur- en zedenmisdrijven
- veroordeelden die ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank zijn gesteld (TBS) of die op de foreign fighters- of extremistenlijst staan
Deze maatregel schorst de strafuitvoering en de gedetineerde zal dan in vrijheid worden gesteld gedurende twee maanden, telkens verlengbaar. Op het einde van de pandemie (nu vastgelegd op 31/03/2021) eindigt de onderbreking van rechtswege.
Na afloop van de maatregelen, zal het volledige strafrestant nog moeten worden ondergaan. Na afloop moet de gedetineerde zich meteen terug aanbieden in de gevangenis. De verjaring van de straf wordt gedurende deze periode geschorst.
Indien de veroordeelde zich niet houdt aan de opgelegde voorwaarden, kan de gevangenisdirecteur de onderbreking herroepen. Wanneer er sprake zou zijn van een gevaar voor de fysieke of psychologische integriteit van derden, kan het Openbaar Ministerie de betrokkene voorlopig aanhouden. De gevangenisdirecteur beslist dan over een eventuele herroeping van de strafonderbreking binnen de zeven dagen.
Wat met de andere strafuitvoeringsmodaliteiten?
Het is de bedoeling de gevangenispopulatie te verminderen; beide modaliteiten gelden dus niet voor mensen die reeds voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld of hun straf uitzitten onder elektronisch toezicht.
Merk wel op dat gedetineerden deze ‘gewone’ strafuitvoeringsmodaliteiten nog steeds gewoon kunnen genieten. De strafuitvoeringsrechtbank zal blijven zetelen.
Dit geldt evenwel niet voor de uitvoering van toegekende penitentiaire verloven, uitgaansvergunningen en beperkte detentie (artikel 62). De uitvoering wordt opgeschort voor de duurtijd van de pandemie, tenzij er sprake is van dringende humanitaire redenen of wanneer de reclassering ernstig in gedrang zou komen.
Deze tekst verscheen eerder op de site van het kantoor van meester Maes, Metis Advocaten.
0 reacties