Hoewel er ondertussen eindelijk licht aan het einde van de strafrechtelijke wetgevingstunnel schijnt, besliste voormalig minister Van Quickenborne daar niet op te wachten om het seksueel strafrecht in 2022 te vernieuwen. De verouderde wetgeving, sporadische publieke verontwaardiging en occasionele praktische worstelingen in de rechtszaal noopten de minister tot het lichten van dit thema uit de globale hervorming van het strafwetboek.
Beter laat dan nooit
Dit geschiedde met de Wet van 21 maart 2022 houdende wijzigingen aan het Strafwetboek met betrekking tot het seksueel strafrecht. Voortbordurend op het vroegere voorstel van voormalig minister van Justitie Koen Geens krijgen verschillende misdrijven een nieuwe omschrijving, worden seksuele misdrijven beschouwd als misdrijven tegen (de seksuele integriteit van) de persoon en wordt een apart toestemmingsconcept ingevoerd onder het motto ‘beter laat dan nooit’. Kortom, het huidige paternalistische koepelwerk maakt plaats voor een beleid gestoeld op de liberale leer van de seksuele zelfbeschikking.
Zelfbeschikkingsrecht
Seksuele misdrijven worden nu niet langer beschouwd als inbreuken op de orde der familie, maar ondergebracht in een apart hoofdstuk ‘Misdrijven tegen de seksuele integriteit, het seksuele zelfbeschikkingsrecht en de goede zeden’ dat deel uitmaakt van de Titel ‘Misdrijven tegen de persoon’. Het duidt op een complete omslag in visie waarbij de bescherming van het individu en diens seksuele integriteit nu voorop staat. Het overheersend morele en paternalistische pad werd hiermee definitief verlaten. In het streven naar meer coherentie, koos de wetgever ervoor de seksuele misdrijven van een nieuwe indeling te voorzien en hun omschrijving gedeeltelijk bij te werken zonder al te veel aan de kern van de zaak te veranderen. Afdeling 1 groepeert de kernmisdrijven en hiervoor vereiste ontbrekende toestemming, zijnde de aantasting van de seksuele integriteit (i.e. de nieuwe benaming voor het misdrijf aanranding van de eerbaarheid), voyeurisme, niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud en verkrachting.
De notie van toestemming is fundamenteel in de gehele Belgische rechtsorde. Een gebrek aan toestemmingsconcept typeerde tot enkele jaren geleden het seksueel strafrecht.
Toestemmingspremisse in het seksueel strafrecht
De notie van toestemming is fundamenteel in de gehele Belgische rechtsorde. Een gebrek aan toestemmingsconcept typeerde tot enkele jaren geleden het seksueel strafrecht. De vernieuwde wetgeving zet het toestemmingsconcept in de schijnwerpers en legt de afwezigheid ervan nu ook vast in de wetgevende tekst als basis van alle seksuele kernmisdrijven. Nu de autonomie van het individu en hiermee toestemming de aandacht krijgt die het verdient, moet het ook een gepaste invulling krijgen. De wetgever ondernam een poging hiertoe in het nieuwe artikel 417/5 Sw.
Toestemming moet vrij en herroepbaar zijn, en kan niet worden afgeleid uit de loutere ontstentenis van verweer van het slachtoffer. Hiermee verlaat België de ‘nee is nee’ strekking die stilzwijgen gelijkstelde met toestemming. Toestemming wordt dan steeds vermoed en seksuele gedragingen zijn legaal, tenzij het slachtoffer een vorm van weigering uit. Rechtsleer, rechtspraak en de publieke opinie zijn het er ondertussen over eens dat dergelijke verouderd gedachtegoed niet tegemoet komt aan de huidige problematieken in de samenleving, denk bijvoorbeeld aan tonic immobility[1]. Hierbij is het slachtoffer, verlamd door angst, niet in staat om expliciet nee te zeggen.
Hoewel niet kan gesteld worden dat België kiest voor de resolute ‘ja is ja’- strekking, kan wel beargumenteerd worden dat voor een affirmatieve toestemming wordt gekozen. Hierbij vormt stilzwijgen geen toestemming en resulteert een dergelijke penetratie in een strafbaar feit. Er komt op symbolische wijze meer verantwoordelijkheid te liggen op de schouders van beide partijen, aangezien verwacht wordt dat zij een actieve toestemming bekomen van hun seksuele partner. Hieraan wordt evenwel geen bewijslastverschuiving gekoppeld, hetgeen op zijn beurt ook weer de de facto impact van de wetswijziging beperkt.
Seksuele kernmisdrijven
Indien evenwel een blik wordt geworpen op de toestemmingspremisses in de kernmisdrijven – net die misdrijven waarvoor het toestemmingsartikel zou moeten gelden, lijkt van deze coherentie en eenduidigheid geen spoor meer te vinden. Het artikel dat verkrachting (art. 417/11 Sw.) en aantasting van de seksuele integriteit (art. 417/7 Sw.) strafbaar stelt, maakt gewag van feiten ‘gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt’ (i.e. een negatieve toestemming of ‘nee’). Dit in schril contrast met de visie in voornoemd artikel 417/5 Sw. en de artikelen die voyeurisme (art. 417/8 Sw.) en niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud (art. 417/9-10 Sw.) strafbaar stellen. Bij deze artikelen hanteert de wetgever eerder een ‘ja is ja’-strekking op basis van het plegen van dergelijke feiten ‘zonder diens toestemming’. Een ontbreken van toestemming kan niet gelijkgesteld worden met een niet-toestemming.[2]De internationale tendens neigt dan ook naar een ‘ja is ja’-strekking waarbij het effectieve ontbreken van toestemming de voorkeur krijgt als basis voor strafbaarstellingen.
Hoewel de toestemmingspremisse zeker een positieve evolutie is, wringt daar tegelijk ook het schoentje. Er wordt goed aan gedaan om twijfel in de omschrijvingen van de kernmisdrijven weg te werken.
Conclusie
Hoewel de toestemmingspremisse zeker een positieve evolutie is, wringt daar tegelijk ook het schoentje. Er wordt goed aan gedaan om twijfel in de omschrijvingen van de kernmisdrijven weg te werken en de gedachte dat er verweer nodig zou zijn opdat er een gebrek aan toestemming zou zijn, van tafel te vegen. Daarenboven is het van bijzonder belang dat benadrukt wordt dat toestemming vrij en herroepbaar moet zijn, maar ook op dat vlak zijn opportuniteiten blijven liggen. In de toelichting wordt beschreven hoe toestemming specifiek moet zijn, hiervan wordt echter geen gewag gemaakt in het artikel zelf. De wijziging is dus zeker een stap in de goede richting, maar in de veranderende maatschappij van vandaag lijkt het tekort te schieten. De wetgever voert een hervorming door die reeds tien tot twintig jaar geleden had moeten plaatsvinden, zodat op vandaag een daaropvolgende vernieuwing kon gebeuren.
Larissa Van Puyvelde en Laura Byn – Punt Vzw
0 reacties