Forte augmentation de la taxe compensatoire des droits de succession : implications cover

26 jan 2024 | Tax & Private equity

Verhoging patrimoniumtaks: gevolgen voor sport, cultuur en onderwijs

Door Tiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

In de wet “houdende diverse fiscale bepalingen” van 28 december 2023 wordt o.m. voorzien in een forse verhoging van het tarief van de taks tot vergoeding der successierechten alsook in de uitbreiding van het toepassingsgebied van deze patrimoniumtaks. Op de valreep werd deze verhoging voor een aantal instellingen nog geneutraliseerd. Dit wordt echter gekoppeld aan de btw-positie waardoor een ad hoc analyse per instelling noodzakelijk zal zijn om te bepalen welke gevolgen deze wetswijzing concreet met zich mee zal brengen.

Wat is de patrimoniumtaks?

De anno 1921 ingevoerde jaarlijkse taks tot vergoeding der successierechten, ook wel de ‘patrimoniumtaks’ genoemd, heeft doorheen de jaren opmerkelijk weinig wijzigingen gekend. Thans worden verschillende wijzigingen doorgevoerd, zoals onder meer een progressief tarief, het opnemen van buitenlandse onroerende goederen in de heffingsgrondslag alsook de bevestiging van de toepasselijkheid van de algemene antimisbruikbepaling. In een eerder artikel werden de negatieve gevolgen voor vermogensplanning met een private stichting reeds toegelicht, maar de wetswijziging kan ook nefaste gevolgen hebben voor sportclubs, culturele instellingen en andere non-profit instellingen.

Wijziging tarief

In  de voormalige regelgeving bedroeg de taks een vast tarief van 0,17 % op de brutovermogenswaarde van het vermogen van de vzw of de stichting. Deze taks was verschuldigd indien het geheel van de bezittingen die voor de taks in aanmerking komen een waarde heeft die het bedrag van 25.000,00 euro overschrijdt. In de nieuwe regeling is er géén vast tarief meer van toepassing doch een progressief tarief (zoals dat ook voor de successierechten bestaat) en wordt voormelde vrijstelling van 25.000,00 euro vervangen door een voetvrijstelling van 50.000,00 euro.

In de nieuwe regeling gelden volgende tarieven:

  • Eerste schijf van 50.000,00 euro: vrijgesteld;
  • Op de schijf van 50.000,01 euro tot 250.000,00 euro: 0,15%;
  • Op de schijf van 250.000,01 euro tot 500.000,00 euro: 0,30%;
  • Boven 500.000,00 euro: 0,45%.

Grondslag van de taks

Voor de berekening van de taks wordt er gekeken naar het geheel van de bezittingen die de vzw of private stichting heeft op 1 januari van het betreffende aanslagjaar. Concreet betekent dit dat er jaarlijks een waardering van de bezittingen moet worden gemaakt.

Onder de nieuwe regeling moeten ook de in het buitenland gelegen onroerende goederen in de heffingsgrondslag van de taks worden opgenomen. Om eventuele dubbele belastingen (deels) te vermijden voorziet de nieuwe regeling wel in een verrekeningsmechanisme voor de in het buitenland gelegen of aangehouden goederen (onroerend en roerend), die aldaar onderworpen zijn aan de lokale buitenlandse belasting gelijkaardig aan de taks tot vergoeding van de successierechten.

Neutraliserende maatregelen

Teneinde te vermijden dat de hervorming van de taks een belastingverhoging zou meebrengen voor de instellingen actief in de zorgsector, voorzag men van meet af aan in een bijzondere regeling om de impact van het nieuwe tarief voor de zorginstellingen te neutraliseren. Zo worden de bezittingen van entiteiten die hoofdzakelijk, d.i. voor meer dan de helft van hun omzet, handelingen verrichten in de zorgsector, voor slechts 37,7% van hun waarde opgenomen in de belastbare grondslag. Die 37,7% reduceert het tarief opnieuw tot 0,17% (37,7% van 0,45% = 0,17%). Hierdoor wordt de belastingdruk voor de zorginstellingen de facto niet verhoogd.

Aanvankelijk werd deze maatregel enkel voor de zorginstellingen voorzien, maar op de valreep werd de maatregel nog uitgebreid. In hoofdzaak heeft de uitbreiding betrekking op vzw’s en private stichtingen die in aanmerking komen voor de btw-vrijstelling zoals voorzien door artikel 44, § 2, 3° (sport), 4° a) (onderwijs) en 9° (toneel-, ballet- of filmvoorstellingen en concerten) op voorwaarde dat “meer dan de helft” van hun omzet vrijgesteld is van btw op grond van voormelde vrijstellingen.

Deze instellingen lijken hierdoor de dans te ontspringen, maar doen er goed aan om nader te bekijken of ze wel degelijk voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van deze uitzondering. Vaak gaat het immers om gemengde btw-belastingplichtigen die naast de btw-vrijgestelde omzet ook een niet te verwaarlozen btw-belaste omzet hebben of omzet die op basis van een andere btw-vrijstelling is vrijgesteld van btw. We denken bijvoorbeeld aan een voetbalclub met een cafetaria of kantine of aan een VZW die ook heel wat huuropbrengsten heeft. In dit kader rijst vooral ook de vraag of ontvangen subsidies buiten beschouwing mogen worden gelaten voor de beoordeling van deze voorwaarde. Indien dit niet het geval is, zullen heel wat sportclubs, onderwijsinstellingen en culturele instellingen alsnog naast deze neutraliserende maatregel grijpen.

De neutralisering van de tariefverhoging geldt eveneens voor patrimonium-entiteiten (vzw’s of private stichtingen) op voorwaarde dat het gaat om een patrimonium waarvan ‘minstens 75% door een (andere) vzw of private stichting wordt aangewend tot de realisatie van de handelingen die hogervermelde btw-vrijstelling kunnen genieten’. Indien de btw-vrijstelling n.a.v. een btw-controle bij de exploitatie-entiteit verworpen zou worden, kan dit onrechtstreeks dus ook aanleiding geven tot een verhoogde patrimoniumtaks bij de patrimonium-entiteiten.

Niet alle instellingen actief in de cultuursector worden overigens gespaard. Exploitanten van bibliotheken, musea, dieren- of plantentuinen kunnen bijvoorbeeld niet genieten van een dergelijke neutralisering. Dierenasielen en private archieven (in beide gevallen ook inclusief hun patrimonium-entiteiten) werden op de valreep wel nog uitdrukkelijk meegenomen voor de neutraliserende maatregel.

Inwerkingtreding

De nieuwe regeling is in werking getreden op 1 januari 2024. Omdat er voor de berekening van de taks wordt gekeken naar het geheel van de bezittingen die de vzw of private stichting heeft op 1 januari van het betreffende aanslagjaar, zal de nieuwe regelgeving reeds van toepassing zal zijn op de aangiftes die ten laatste op 31 maart 2024 moeten ingediend worden.

Conclusie

De patrimoniumtaks wordt vanaf 1 januari 2024 hervormd waarbij de stijging van het tarief van 0,17% naar 0,45% bijzonder hard aankomt voor bepaalde sectoren/entiteiten. Op de valreep werd de neutraliserende maatregel voor de zorgsector uitgebreid naar bepaalde sport-, cultuur- en onderwijsinstellingen. Deze maatregel is evenwel onderworpen aan een specifieke voorwaarde die verband houdt met de btw-positie van deze instellingen. Concreet betekent dit dat voormelde instellingen een analyse van hun btw-positie zullen moeten verrichten om te bepalen of deze maatregel van toepassing is.

Stein De Maeijer en Mariëlle RuellTiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.