Wanneer gelden op een gemeenschappelijke rekening van beide echtgenoten niet worden verdeeld na het overlijden van de echtgenoot die als eerste overlijdt, bestaat het risico op dubbele belasting. In een recent standpunt geeft de Vlaamse Belastingdienst aan wat de erfgenamen dienen aan te tonen om dit te vermijden.
Dubbele erfbelasting
Na het overlijden van één van de echtgenoten wordt hun gemeenschappelijk vermogen in theorie verdeeld in twee helften: de ene helft komt in volle eigendom toe aan de langstlevende echtgenoot, de andere helft valt in de nalatenschap. Die nalatenschap komt op basis van het wettelijk erfrecht in vruchtgebruik toe aan de langstlevende echtgenoot en in blote eigendom aan hun kinderen. Het is op basis van die helft die in de nalatenschap valt dat de Vlaamse Belastingdienst de verschuldigde erfbelasting zal berekenen en heffen.
Vaak loopt het in de praktijk anders en wordt er na het overlijden van de ouder die eerst sterft niet tot die effectieve verdeling overgegaan. Zo komen de tegoeden die op een gemeenschappelijke rekening van de ouders stonden integraal op naam van de langstlevende te staan. Bij het overlijden van de langstlevende ouder vallen die tegoeden dan integraal in diens nalatenschap en zullen de kinderen uiteindelijk dubbele erfbelasting betaald hebben. Zij worden immers een tweede keer belast op de banktegoeden waarop zij eerder al erfbelasting betaalden.
Pragmatische oplossing in de rechtspraak
Bovenstaande problematiek heeft het voorwerp uitgemaakt van een gerechtelijke procedure, waarin het hof van beroep te Gent uiteindelijk heeft geoordeeld dat de kinderen in dergelijke gevallen over een persoonlijke vordering beschikken op de nalatenschap van hun langstlevende ouder (Gent 30 maart 2021). Deze vordering is gelijk aan de helft van de gemeenschappelijke banktegoeden bij het overlijden van de eerst overleden ouder.
Hierdoor konden kinderen bij het overlijden van hun langstlevende ouder de persoonlijke vordering waarover zij beschikten door de niet-verdeling van de banktegoeden, opnemen onder het passief in de aangifte van nalatenschap van hun langstlevende ouder. Op deze manier werd dubbele belasting voorkomen.
Nieuw standpunt Vlaamse Belastingdienst vanaf 1 september 2021
Naar aanleiding van deze rechtspraak en de inwerkingtreding van het nieuwe goederenrecht heeft de Vlaamse Belastingdienst een nieuw standpunt gepubliceerd waarin zij bevestigt dat er in dergelijke situatie niet langer aanleiding hoeft te zijn tot dubbele erfbelasting, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (standpunt nr. 21039 d.d. 7 juni 2021).
De Vlaamse Belastingdienst legt aan de erfgenamen een dubbele bewijslast op. Ten eerste moeten zij bewijzen dat de banktegoeden bij het overlijden van de langstlevende ouder nog niet effectief verdeeld waren. Het bewijs kan bijvoorbeeld worden geleverd aan de hand van rekeninguittreksels die aantonen dat er geen betalingen zijn gebeurd die wijzen op de terugbetaling van de persoonlijke vordering. Ten tweede moeten de banktegoeden die nog niet verdeeld werden nog traceerbaar zijn. Als ze bijvoorbeeld herbelegd werden, dan moet de link met de oorspronkelijke rekening nog kunnen worden aangetoond. Wanneer aan beide voorwaarden voldaan is, beschikken de erfgenamen over een zakelijke vordering op de nalatenschap van de langstlevende ouder en mag de helft van de banktegoeden die er waren bij het overlijden van de eerste ouder worden opgenomen in min onder de rubriek actief van de aangifte van nalatenschap. Dit betekent dat die tegoeden niet tot de nalatenschap van de langstlevende behoren.
Wanneer de banktegoeden echter niet meer traceerbaar zijn, maakt de Vlaamse Belastingdienst een onderscheid tussen overlijdens vóór en na 1 september 2021. Bij een overlijden vóór 1 september 2021 hebben de erfgenamen een persoonlijke vordering op de nalatenschap van de langstlevende ouder. De vordering dient opgenomen te worden onder het passief in de aangifte van nalatenschap. Bij een overlijden na 1 september 2021 wordt er een onderscheid gemaakt naargelang er nog voldoende banktegoeden aanwezig zijn of niet. Wanneer dat niet het geval is, aanvaardt de Vlaamse Belastingdienst dat de erfgenamen een persoonlijke vordering op de nalatenschap van de langstlevende ouder hebben die onder het passief in de aangifte van nalatenschap dient opgenomen te worden. Wanneer er daarentegen wel voldoende banktegoeden zijn, dan beschikken de erfgenamen over een zakelijke vordering die dan in min mag worden opgenomen in de rubriek actief van de aangifte nalatenschap.
Het belang van rekeninguittreksels
Naar aanleiding van het overlijden van één van de ouders raden wij aan de nodige aandacht te besteden aan het al dan niet verdelen van de gemeenschappelijke rekening(en). Wanneer de familie beslist niet over te gaan tot verdeling, zal het er later op aankomen dat de erfgenamen kunnen aantonen dat de banktegoeden nog niet werden verdeeld en dat het deel van de eerst overleden ouder nog traceerbaar is bij het overlijden van de langstlevende ouder. Het bijhouden van de rekeninguittreksels is dan ook van groot belang om dubbele erfbelasting te vermijden.
0 reacties