Wanneer een vrouw haar stem laat horen over geweld tegen vrouwen, is de reactie nooit veraf. Slachtoffers worden er steevast van verdacht te liegen en meer nog, de fundamenten van onze rechtstaat in het gedrang te brengen met hun woorden. Een vrouw die getuigt van seksueel geweld, brengt het vermoeden van onschuld in gevaar. Zo ook volgens Hugo Lamon en met hem de OVB, naar aanleiding van de reacties die volgden op vrouwonvriendelijke uitspraken van een confrater.
Machismo aan de balie
Ook ik reageerde. Niet zozeer op onze confrater, maar ik plaatste wel zijn woorden in een context van machismo aan de balie. Ik haalde cijfers aan van ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke advocaten in verloning, over de moeilijke combinatie van het werk als advocaat met een gezinsleven, over het glazen plafond in ons beroep. Ik stelde dat seksuele intimidatie, flauwe seksistische moppen en all male panels dagelijkse kost zijn aan de balie.
In de dagen die volgden, werd ik overstelpt met verhalen van vrouwelijke confraters. Velen gingen over het wegpesten van wie durft zwanger worden, over niet serieus genomen worden als advocate, over minder betaald worden dan mannelijke collega’s, over dagelijkse opmerkingen over kledij en uiterlijk, over niet kunnen opklimmen in kantoren, over aanhoudende misplaatste opmerkingen. Maar ook waren er onthutsende verhalen over grensoverschrijdend gedrag en de publieke vernedering wanneer gereageerd wordt, over steeds weer seksuele toespelingen en SMS’en, over vernederingen in aanwezigheid van cliënten en confraters, over opdringerig flirten en ongepaste aanrakingen.
Een constante is dat niemand naar buiten wil treden met haar verhaal en dat is begrijpelijk. Het is jezelf in een onmogelijke positie plaatsen, het eigen kantoor in een slecht daglicht stellen, zich als ‘aanstelster’ blootstellen aan hatelijke reacties en je carrière gefnuikt zien. Gemakkelijker is de balie te verlaten, het erbij te nemen en zich zo neutraal mogelijk te kleden, harder te werken dan mannen, de kinderen zo lang mogelijk in de crèche laten, of hopen dat het overgaat.
#whyididntreport
Het is niet nodig om specialist strafrecht te zijn om te weten dat slachtoffers niet steeds op hun wenken bediend worden in ons rechtssysteem. Als vrouwen slachtoffer worden van grensoverschrijdend gedrag of geweld op vrouwen, is het helemaal huilen met de pet op. De cijfers zijn ontstellend.
In ons land waren er in 2015 volgens de politie 38.082 klachten over partnergeweld en 3.062 klachten wegens verkrachting. Dit zijn de officiële cijfers. De realiteit is anders, want 78% van de gevallen van partnergeweld worden niet aangegeven. Bij seksueel geweld is dit zelfs 90%.
Het is buitengewoon moeilijk om over grensoverschrijdend gedrag te praten. Wie zich afvraagt, waarom vele slachtoffers vaak geen aangifte doen, kan eens gaan snuisteren op #whyididntreport. Een steeds terugkomende reden, is de vrees niet ernstig genomen te worden of het nog erger te maken. Op sommige politiecommissariaten wordt pas een proces-verbaal opgesteld wanneer een vrouw voor de vierde keer een klacht komt indienen. Niet alle informatie wordt doorgegeven aan het parket, en dat doet vervolgens te weinig met de klachten.
Slechts 120 van de 3000 jaarlijkse aangiftes van verkrachting leiden daadwerkelijk tot een veroordeling. Dat is minder dan het Europese gemiddelde. België is één van de Europese landen, waarbij aangifte het minst vaak leidt tot veroordeling. Het is tekenend dat ons land in 2017 door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld werd omdat een strafrechtelijk onderzoek na een seksueel misdrijf niet op een degelijke manier gebeurde.
Vermoeden van onschuld
De #MeToo-beweging heeft een stem gegeven aan de miljoenen slachtoffers, die tot dan gezwegen hadden. Hooggeplaatste figuren vielen van hun voetstuk, en grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld kwam in het voetlicht.
De eerste reactie van vele juristen op de #MeToo-beweging, gaat over het vermoeden van onschuld. Nochtans bestaat het beginsel van het vermoeden van onschuld maar binnen de strafprocedure. Het is een bewijsregel, waarmee de agenten gelast met het onderzoek, de magistraten van de parketten en de rechters in de raadkamer en correctionele kamers moeten rekening houden. Is er geen strafprocedure, dan is ook het vermoeden van onschuld niet aan de orde. Wie zomaar valse beschuldigingen zou uiten in de media, maakt zich schuldig aan laster en eerroof of valse aangifte. Dat geldt uiteraard ook hier.
Als er iets is dat de #MeToo-beweging ons geleerd heeft, is dat er veel meer geweld tegen vrouwen is, dan we vermoed hadden. Dit heeft vele oorzaken, die gegrond zijn in een cultuur en hardnekkige concepten in onze maatschappij. We hebben formele gelijkheid (min of meer) bereikt in ons land, maar in realiteit blijft ongelijkheid tussen mannen en vrouwen een feit, en blijven gedragspatronen en machtsverhoudingen in stand.
Als advocaten maken we deel uit van het justitieapparaat, dat zo glansrijk faalt om slachtoffers van geweld tegen vrouwen te helpen. Als advocaten kunnen we meewerken aan meer rechtvaardigheid voor de slachtoffers.
Maar dan moeten we durven onder ogen zien dat er ook aan de balie een probleem is. Dat alledaags seksisme en grensoverschrijdend gedrag ook in ons beroep aanwezig zijn. En dat het voor slachtoffers bijzonder moeilijk is om een einde te maken aan dit gedrag of zelfs het aan te kaarten.
Het onmiddellijk teruggrijpen naar het principe van het vermoeden van onschuld (buiten de strafprocedure), legt slachtoffers het zwijgen op. Wie het te moeilijk vindt om klacht neer te leggen, heeft pech en mag niet op een andere manier haar verhaal naar buiten brengen. Het vermoeden van onschuld zo inroepen, lijdt onverkort tot een vermoeden van valsheid voor het slachtoffer, dat haar stem laat horen. Bovendien herleidt dit discours seksisme tot individuele gevallen, zodat we collectief onze handen in onschuld kunnen wassen. Als justitie faalt – denk maar aan het dossier Julie Van Espen – kunnen advocaten dan de maatschappelijke oorzaken van dit falen blijven vergoelijken en in hun eigen structuren negeren?
Willen we als advocaten meewerken aan een meer rechtvaardige behandeling van de slachtoffers, dan moeten we ook in eigen boezem durven te kijken (en minder in die van onze stagiaires).
0 reacties