Bij arrest van 28 februari 2019 heeft het Grondwettelijk Hof het vernietigingsberoep afgewezen dat beroepsvereniging Assuralia had ingesteld tegen de (nieuwe) Vlaamse regelgeving in de erfbelasting inzake de verzekeringsgift.1
Waarover gaat het precies?
De Vlaamse Belastingdienst maakt in zijn Standpunten 15133 en 151422 een onderscheid tussen:
- Enerzijds, de schenking van de rechten van de verzekeringnemer;
- En anderzijds, de verzekeringsprestatie die uitgekeerd wordt bij het overlijden van het verzekerd hoofd.
Nemen we het voorbeeld van een A – A – B –verzekering waarbij A aan B schenkt.
Pre-Vlabel werd er fiscaal van uitgegaan dat indien A zijn rechten als verzekeringnemer bij leven schenkt aan B, de verzekering een B – A –B constellatie krijgt. B wordt door de schenking de nieuwe verzekeringsnemer. Traditioneel werd er van uitgegaan dat door deze schenking, ook voor de erfbelasting, de verzekering een beding ten behoeve van zichzelf betrof en niet langer een door A gemaakt beding ten voordele van de derde B. Op een dergelijk beding in het voordeel van zichzelf is bij het overlijden van A geen erfbelasting verschuldigd.
Vlabel neemt echter het standpunt in dat de rechten van de verzekeringnemer A inderdaad geschonken zijn aan B, maar dat bij het overlijden van A de verzekeringsprestaties nog steeds toekomen aan B op basis van een door A gemaakt (derden)beding. Over de verzekeringsprestaties is bijgevolg alsnog erfbelasting verschuldigd. Deze visie had tot gevolg dat er mogelijks sprake kon zijn van dubbele belasting. De betaling van de 3% of 7% schenkbelasting op de afkoopwaarde van het levensverzekeringscontract op datum van de schenking, verhindert dan immers niet dat er bij uitkering alsnog erfbelasting verschuldigd is op het volledige bedrag van de verzekeringsprestaties.
Gelet op de storm van kritiek, is de Vlaamse decreetgever bij decreet van 23 december 2016 tussengekomen. Ingevolge deze decreetswijziging3 is – ingeval van een geregistreerde schenking – enkel “het surplus” onderworpen aan erfbelasting, althans indien artikel 2.7.1.0.6 VCF toepassing vindt en het aldus een derdenbeding uitgaande van de oorspronkelijke verzekeringnemer (A) betreft.
Het surplus is de meerwaarde ontstaan tussen de datum van de schenking van de rechten van de verzekeringnemer en de verzekeringsprestaties op datum van uitkering. Indien bijvoorbeeld de afkoopwaarde op datum van de geregistreerde schenking 100.000 EUR bedraagt en de verzekeringsprestatie op datum van overlijden 150.000 EUR, zal slechts op het surplus van 50.000 EUR erfbelasting verschuldigd zijn.
Vernietigingsberoep
Beroepsvereniging Assuralia was het niet eens met de manier waarop de Vlaamse decreetgever de verzekeringsgift decretaal behandelde en stelde een vernietigingsberoep in tegen de artikelen 34 en 35 van voormeld Vlaams Decreet van 23 december 2016.
Bij arrest van 28 februari 2019 heeft het Grondwettelijk Hof hierover als volgt geoordeeld:
- Assuralia beschikt als beroepsvereniging wel degelijk over het vereiste belang om het vernietigingsberoep in te stellen: “aangezien de bestreden bepalingen de levensverzekeringsproducten minder aantrekkelijk zouden kunnen maken, kan de situatie van de leden van de verzoekende partij door de bestreden bepalingen rechtstreeks en ongunstig geraakt worden.” (B.4.2)
- De Vlaamse decreetgever was wel degelijk bevoegd om de VCF in hogervermelde zin te wijzigen. De bestreden bepalingen hebben immers geen betrekking op de belastbare materie maar “op de heffingsgrondslag van de erfbelasting en behoren ze tot de bevoegdheid van de gewesten op grond van artikel 4,§1 van de bijzondere financieringswet” (B.9)
- De bestreden artikelen doorstaan de grondwettigheidstoets: “gelet op de […] door de decreetgever nagestreefde doelstellingen van gelijkheid, billijkheid en redelijkheid bij het onderwerpen van levensverzekeringsprestaties aan de erfbelasting is het niet zonder redelijke verantwoording dat de aangroei van de waarde tussen het ogenblik van de schenking en dat van de effectieve verrijking van de begunstigde van de verzekeringsprestaties wordt onderworpen aan de erfbelasting” (B. 14 en 15)
Het argument van Assuralia en de rechtsleer4 dat er een ongeoorloofd verschil in fiscale behandeling zou bestaan tussen enerzijds de begiftigde van een aan schenkbelasting onderworpen schenking van roerende goederen (geen erfbelasting meer bij het overlijden van de schenker) en anderzijds de begunstigde van een verzekeringsgift (wel erfbelasting), wordt niet weerhouden. Hiervoor wordt verwezen naar de specifieke aard van een beleggingsproduct waarbij “de begunstigde van het levensverzekeringscontract pas bij het overlijden van de erflater-verzekeringnemer de prestatie [verkrijgt], die voortvloeit uit de rechtsverhouding met de verzekeraar.” (B.14)
Het argument van de Vlaamse decreetgever dat hij met zijn decretale tussenkomst wenste te verhinderen dat erfbelasting op de levensverzekeringsprestaties zou kunnen worden ontkomen via een levensverzekeringsgift wordt wel weerhouden: “hij een doelstelling [blijkt] na te streven die erin bestaat alle belastingplichtigen-begunstigden met betrekking tot levensverzekeringsprestaties, ongeacht of een schenking van de levensverzekering is geweest, op gelijke wijze aan erfbelasting te onderwerpen.” (B.3.6)
En wat nu?
Het Grondwettelijk Hof heeft zich dus aangesloten bij de visie van Vlabel over de verzekeringsgift. Maar maakt dit nu dat alle verzekeringsgiften verleden tijd zijn? Nee, en ook daar is Vlabel zich van bewust in onder meer zijn Standpunt 15133 waarin nog mogelijkheden besproken en goedgekeurd worden. Duidelijke informatieverstrekking bij het afsluiten van het levensverzekeringscontract en rekening houden met de familiale wensen en de (nieuwe) fiscale en burgerrechtelijke (zie o.m. het nieuwe huwelijksvermogensrecht en erfrecht) realiteit blijkt wel zoals steeds absoluut noodzakelijk te zijn om onaangename verrassingen in deze complexe materie zoveel als mogelijk te voorkomen.
Voor vragen over dit artikel kan u terecht bij Murielle Gijbels (murielle.gijbels@tiberghien.com).
1Zoals van toepassing voor overlijdens vanaf 9 januari 2017.
2Assuralia stelde eveneens een beroep tot vernietiging in bij de Raad van Staat tegen het Standpunt 15142, zie Bericht in het B.S. van 13 juli 2016, blz. 44112.
3Artikelen 34 en 35 van het Vlaams Decreet van 23 december 2016 houdende diverse bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen (wijzigingen van de artikelen 2.7.1.0.6 en 2..3.2.8 van de VCF), B.S. 30 december 2016.
4Zie o.m. R. DEBLAUWE, https://www.tiberghien.com/nl/1026/nieuwe-regeling-bij-decreet-voor-de-verzekeringsgift.
0 reacties