Versterkt eigendomsvoorbehoud voor verkopers en aannemers sinds 1 januari 2018
De nieuwe Pandwet houdt ook heel wat veranderingen in voor wie goederen levert onder eigendomsvoorbehoud
Bij een koopovereenkomst gaat de eigendom in principe over naar de koper zodra partijen wilsovereenstemming hebben bereikt over zaak en prijs, zelfs al is de zaak nog niet geleverd en/of de prijs nog niet betaald.
Bij een aannemingsovereenkomst in de bouwsector gaat de eigendom van de materialen in de regel over bij incorporatie (installeren/plaatsen/inwerken) van deze goederen in het bouwwerk of op de grond van de opdrachtgever.
Het invoegen van een eigendomsvoorbehoud in een overeenkomst is een techniek om af te wijken van die regel. De verkoper zal bedingen dat de eigendom pas overgaat op de koper wanneer de gehele prijs is betaald. Gevolg daarvan is dat de verkoper, in geval van insolventie (faillissement) van de koper, het goed – dat nog steeds zijn eigendom is – kan terugeisen. Het eigendomsvoorbehoud biedt zo een goede zekerheid aan de verkoper.
Bij aannemingsovereenkomsten was een beding van eigendomsvoorbehoud tot voor kort minder evident vermits dit niet kon beletten dat het eigendom van geleverd materiaal overgaat naar de eigenaar van het onroerend goed waarin het geïncorporeerd werd (zie verder).
Wat voorafging
Voor de inwerkingtreding van de nieuwe Pandwet (Wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake, B.S. 2 augustus 2013) op 1 januari 2018 werd het eigendomsvoorbehoud enkel geregeld in artikel 101 Faillissementswet.
Opdat het eigendomsvoorbehoud bij faillissement met succes zou kunnen worden tegengeworpen aan de boedel, was vereist dat het eigendomsvoorbehoud schriftelijk was bedongen en dit uiterlijk op het ogenblik van levering van het goed.
Daarnaast was ook vereist dat het goed zich nog in natura bij de koper bevond. Het goed mocht met andere woorden niet onroerend door incorporatie zijn geworden, noch vermengd zijn met een ander roerend goed.
Het eigendomsvoorbehoud na 1 januari 2018
Het eigendomsvoorbehoud heeft door de invoering van de nieuwe Pandwet een aantal veranderingen ondergaan. Samengevat kan gesteld worden dat het eigendomsvoorbehoud sedert de invoering van deze nieuwe regeling op 1 januari 2018 sterker is dan ooit.
-
Verruimd toepassingsgebied
Ten eerste heeft de wetgever thans regels omtrent het eigendomsvoorbehoud opgenomen in het Burgerlijk Wetboek en dit in een nieuwe titel XVII “Zakelijke zekerheden op roerende goederen” van Boek III. Voordeel hiervan is dat nu is komen vast te staan dat het eigendomsvoorbehoud een algemene strekking krijgt en niet alleen tegenstelbaar is in geval van faillissement maar ook in andere gevallen van samenloop (bijv. in geval van collectieve schuldenregeling).
Het eigendomsvoorbehoud geldt overigens ook reeds voor dat de schuldenaar in een toestand van samenloop komt: bij wanbetaling kunnen de geleverde goederen in natura teruggeëist worden.
Verder heeft de wetgever in artikel 69, lid 3 van de nieuwe Pandwet in het Burgerlijk Wetboek nu ook uitdrukkelijk gestipuleerd dat het eigendomsrecht geldt ongeacht de aard van de overeenkomst. Zo kan bijvoorbeeld ook een aannemer, naast de levering van diensten, materialen leveren onder eigendomsvoorbehoud, en is daarover geen discussie meer mogelijk.
-
Een sterker eigendomsvoorbehoud
De wetgever voegde een aantal bepalingen in die maken dat het eigendomsvoorbehoud minder snel teniet gaat.
Zo werd het vereiste van het in natura aanwezig blijven van het goed bij de koper onder de nieuwe regeling verlaten. Voortaan blijft het eigendomsvoorbehoud ook gelden wanneer het goed werd vermengd (artikel 70 juncto artikel 20) of wanneer het goed werd verwerkt tot een nieuw goed (artikel 70 juncto artikel 18).
Ook werd het principe van zakelijke subrogatie expliciet opgenomen, wat maakt dat het eigendomsvoorbehoud desgevallend overgaat op de schuldvordering tot betaling van de koopprijs indien er toch een doorverkoop zou plaatsvinden of op de schuldvordering tot vergoeding ingeval van tenietgaan, beschadiging of waardeverlies van het goed (artikel 70 juncto artikel 9).
-
Mogelijkheid tot registratie in het pandregister
De nieuwe Pandwet voerde een pandregister in. Niet enkel een pandrecht maar ook een eigendomsvoorbehoud komt in aanmerking om in voormeld register te worden geregistreerd.
Echter, in tegenstelling tot wat onder de nieuwe Pandwet geldt voor een pandrecht, is registratie voor een eigendomsvoorbehoud nog steeds niet verplicht opdat het tegenstelbaar zou zijn. Ook onder de nieuwe regeling blijven de oude voorwaarden, zijnde het bestaan van een schriftelijk beding dat uiterlijk bij levering werd opgesteld, dus gelden (artikel 69, lid 1). Wel voorziet de nieuwe regeling thans uitdrukkelijk in de bescherming van de consument in die zin dat, indien de koper een consument is, de instemming van de koper met het eigendomsvoorbehoud uit het geschrift moet blijken (artikel 69, lid 2).
Toch biedt de registratie van het eigendomsvoorbehoud in het pandregister voordelen en is dit daarom aangewezen (zie hieronder).
-
Registratie beschermt het eigendomsvoorbehoud bij incorporatie
Zoals eerder aangehaald, gaat het eigendomsvoorbehoud in principe teniet in geval het goed onroerend wordt door incorporatie. Dit is het gevolg van de regels van de natrekking die maken dat een roerend goed dat geïncorporeerd wordt in een onroerend goed deel gaat uitmaken van dit onroerend goed en, bijgevolg, de eigenaar van het onroerend goed ook eigenaar wordt van het geïncorporeerd roerend goed.
Dit betekent een belangrijke aantasting van het eigendomsvoorbehoud, zeker nu de rechtspraak het “onroerend worden door incorporatie” door de jaren heen steeds ruimer interpreteerde en al lang niet meer beperkte tot roerende goederen die niet zonder schade of breekwerk konden worden losgemaakt van een onroerend goed.
De nieuwe regeling maakt het echter mogelijk om het eigendomsvoorbehoud te registreren in het pandregister waardoor het eigendomsvoorbehoud na eventuele incorporatie toch blijft bestaan (artikel 71).
Praktisch zal de aannemer die ook na incorporatie eigenaar wil blijven van zijn materialen tot ze geheel betaald zijn dus vooraf dat eigendomsvoorbehoud in het Pandregister moeten registreren. De registratie kan zonder akkoord van de opdrachtgever. Toegang tot het pandregister krijgt men via deze link.
De vraag stelt zich hoe men (bij wanbetaling) verhaal op basis van een dergelijk geregistreerd eigendomsvoorbehoud kan uitoefenen wanneer het goed geïncorporeerd werd.
Wanneer het roerend goed niet zonder breekwerk of beschadiging kan worden losgemaakt van het onroerend goed, lijkt een werkelijke revindicatie via losmaking rechtsmisbruik uit te maken. In de praktijk zal men dus enkel kunnen uitwinnen op het volledige onroerend goed. Vervolgens zal men het aandeel van het geïncorporeerde roerend goed moeten gaan bepalen en zal dit deel van de opbrengst moeten worden afgezonderd ten voordele van de titularis van het eigendomsvoorbehoud. Het eigendomsvoorbehoud wordt dan als het ware omgezet in een recht van voorrang op de opbrengst.
Wanneer het roerend goed daarentegen wel zonder breekwerk of beschadiging kan worden losgemaakt, kan de uitwinning zich in principe wel beperken tot het goed waarop het eigendomsvoorbehoud rust en blijft revindicatie in principe mogelijk. Hoewel er dus wel sprake is van onroerend worden door incorporatie vindt er geen natrekking plaatst.
-
Conflict tussen de titularis van een eigendomsvoorbehoud en de hypotheekhouder
De vaststelling dat een geregistreerd eigendomsvoorbehoud het onroerend worden overleeft, maakt dat de titularis van een eigendomsvoorbehoud in conflict kan komen met de houder van een hypotheek op het onroerend goed waarin het goed onder eigendomsvoorbehoud is geïncorporeerd. In principe strekt de hypotheek zich immers ook uit tot in het onroerend goed geïncorporeerde goederen.
Uit de parlementaire voorbereidingen kan worden afgeleid dat de houder van een geregistreerd eigendomsvoorbehoud in dergelijk geval aan het langste eind trekt en dit zelfs indien zijn registratie in het pandregister dateert van na de hypothecaire inschrijving. Let wel, deze superprioriteit geldt enkel op voorwaarde dat de registratie plaatsvindt voorafgaand aan de incorporatie en de natrekking dus heeft kunnen verhinderen.
Conclusie
Als conclusie mogen we stellen dat het nut van een eigendomsvoorbehoud onder de nieuwe Pandwet enkel is toegenomen. In de eerste plaats kent het eigendomsvoorbehoud een ruimer toepassingsgebied en kan er derhalve vaker gebruik van worden gemaakt. Bovendien zijn de risico’s dat een eigendomsvoorbehoud teniet gaat veel kleiner geworden, zeker wanneer men gebruik maakt van de mogelijkheid tot registratie in het pandregister.
In handen van de aannemer die wanbetaling van zijn opdrachtgever vreest wordt het registreren van een eigendomsvoorbehoud voordat hij de materialen in het gebouw incorporeert een probaat middel om zijn positie veilig te stellen bij faillissement van de opdrachtgever.
Meer nieuwsberichten lezen van deze auteur?
0 reacties