Pacta sunt servanda. Dat geldt ook voor kredietovereenkomsten. De bindende kracht van de kredietovereenkomst verhindert evenwel niet dat de kredietovereenkomst kan worden beëindigd op initiatief van beide partijen, als er aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In deze bijdrage komt de beëindiging van de kredietovereenkomst door de kredietgever aan bod. Een volgende bijdrage focust op de beëindiging van de kredietovereenkomst door de kredietnemer.
De term beëindiging wordt gebruikt als een overkoepelende term die zowel de opzegging (la résiliation), de ontbinding wegens wanprestatie (la résolution) als de volledige vervroegde terugbetaling (le remboursment anticipé) van het krediet omvat.
Deze bijdrage beperkt zich tot de beëindiging van commerciële kredieten, dit zijn kredieten die zijn aangegaan in het kader van de uitoefening van de beroepsactiviteit van de kredietnemer.
Indien de kredietnemer zich schuldig maakt aan een contractuele wanprestatie, zal de kredietgever in bepaalde gevallen de kredietovereenkomst willen ontbinden. De kredietnemer zal er dan toe gehouden zijn om het nog verschuldigde kapitaal (of opgenomen kredietbedrag) en de vervallen en niet betaalde kosten van het krediet onmiddellijk en integraal terug te betalen. Daarnaast zal hij bijkomend een aanvullende schadevergoeding verschuldigd zijn.
Hoe de ontbinding kan geschieden, hangt vooreerst af van het antwoord op de vraag of er in de overeenkomst een uitdrukkelijk ontbindend beding is opgenomen en of de wanprestatie van de wederpartij beantwoordt aan de wanprestatie die in het betrokken uitdrukkelijk ontbindend beding wordt vereist om tot een buitengerechtelijke ontbinding te kunnen overgaan.
Ontbinding zonder uitdrukkelijk ontbindend beding
Indien geen uitdrukkelijk ontbindend beding is opgenomen of de kredietgever de kredietovereenkomst wenst te ontbinden, zonder dat aan de voorwaarden van het uitdrukkelijk ontbindend beding is voldaan, kan de kredietgever zich tot de rechter wenden om de ontbinding van de kredietovereenkomst in rechte te vorderen. In dat geval zal de kredietgever de rechter moeten overtuigen dat de wanprestatie van de kredietnemer voldoende ernstig is om de ontbinding van de kredietovereenkomst te rechtvaardigen. Daarnaast moet de kredietnemer vooraf door de kredietgever in gebreke zijn gesteld.
Ontbinding op grond van een uitdrukkelijk ontbindend beding
Soorten clausules
Commerciële kredietovereenkomsten bevatten in de regel uitdrukkelijk ontbindende bedingen. Uitdrukkelijk ontbindende bedingen in de strikte zin bepalen welke wanprestatie volstaat om de overeenkomst eigenmachtig te ontbinden zonder dat daarbij een voorafgaand beroep op de rechter noodzakelijk is en zonder dat de rechter voorafgaandelijk moet controleren of de in het beding bepaalde wanprestatie voldoen de ernstig is om de ontbinding te rechtvaardigen.
Het gaat bijvoorbeeld over de situatie waarin de overeengekomen modaliteiten inzake terugbetaling niet werden nagekomen, het krediet door de kredietnemer niet werd gebruikt overeenkomstig de overeengekomen voorwaarden of bestemming, of nog de kredietnemer de verplichting om bepaalde zekerheden aan te leveren of aan te houden niet nakomt.
Daarnaast bieden uitdrukkelijk ontbindende bedingen in commerciële kredieten ook de mogelijkheid de overeenkomst te ontbinden indien de kredietnemer zijn wettelijke verplichtingen miskent. Te denken valt daarbij in het bijzonder aan bedingen die de kredietgever toelaten de overeenkomst te ontbinden bij een miskenning van de vennootschapswetgeving, de boekhoudwetgeving, milieuvoorschriften, of stedenbouwkundige normen.
Commerciële kredieten bevatten ook vaak bedingen die de kredietgever de mogelijkheid bieden om de kredietovereenkomst te ontbinden, hoewel de kredietnemer nog niet in gebreke is gebleven wanneer er signalen zijn die erop wijzen dat de kredietnemer zijn contractuele verplichtingen niet zal kunnen nakomen (zgn. anticipatieve ontbinding). Bijvoorbeeld clausules die de mogelijkheid bieden om de kredietovereenkomst te ontbinden bij een negatief eigen vermogen of indien het eigen vermogen beneden een bepaalde drempel is gedaald, of nog indien de kredietnemer aanzienlijke verliezen heeft geleden die ernstige twijfels doen rijzen met betrekking over zijn kredietwaardigheid.
Ingebrekestelling en kennisgeving
Indien er zich een wanprestatie voordoet, zoals bepaald in het uitdrukkelijk ontbindend beding, moet de kredietgever die zich op een uitdrukkelijk ontbindend beding wenst te beroepen in principe de kredietnemer eerst in gebreke stellen. Het is evenwel mogelijk om het vereiste van een voorafgaande ingebrekestelling contractueel weg te bedingen. Dit moet dan wel uitdrukkelijk geschieden. Een loutere vermelding in de kredietovereenkomst dat de ontbinding van rechtswege plaatsvindt, is daartoe niet voldoende.
Belangrijk is verder om te benadrukken dat zelfs indien de kredietgever is vrijgesteld van de verplichting om voorafgaand aan het beroep op het uitdrukkelijk ontbindend beding de kredietnemer in gebreke te stellen, de kredietgever wel verplicht blijft om het beroep op het uitdrukkelijk ontbindend beding aan de kredietnemer kenbaar te maken.
In de kennisgeving waarin de kredietgever de kredietnemer op de hoogte brengt van zijn beroep op het uitdrukkelijk ontbindend beding moet de kredietgever voldoende nauwkeurig vermelden waarom hij van oordeel is dat de wanprestatie de ontbinding op grond van het uitdrukkelijk ontbindend beding rechtvaardigt.
Rechtmatigheid van uitdrukkelijk ontbindende bedingen
De rechtmatigheid van uitdrukkelijk ontbindende bedingen tussen kredietgevers en kredietnemers die een kredietovereenkomst sluiten in het kader van hun beroepsactiviteit wordt niet specifiek geregeld. Wat de inlassing van uitdrukkelijke ontbindende bedingen in commerciële kredietovereenkomsten betreft, speelt de wilsautonomie dus nog ten volle.
A posteriori controle door de rechter
De vaststelling dat uitdrukkelijke ontbindende bedingen geldig zijn, verhindert evenwel niet dat er a posteriori door de rechter, op verzoek van de kredietnemer, een controle geschiedt met betrekking tot het concrete gebruik van het beding door de kredietgever. De controlemogelijkheid is dubbel. Enerzijds kan de rechter toetsen of er wel was voldaan aan de voorwaarden om op grond van het uitdrukkelijk ontbindend beding over te gaan tot een buitengerechtelijke ontbinding (regelmatigheidstoets). Anderzijds kan de rechter nagaan of de kredietgever zijn contractueel recht om tot de ontbinding over te gaan niet heeft misbruikt.
Van rechtsmisbruik is sprake indien de kredietgever zijn recht om tot een buitengerechtelijke ontbinding over te gaan gebruikt op een kennelijk onredelijke wijze, i.e. zich bij de uitoefening van het recht om de kredietovereenkomst te ontbinden gedraagt op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van een normale uitoefening van dat recht door een redelijk zorgvuldig kredietgever (rechtmatigheidstoets). Of er al dan niet sprake is van rechtsmisbruik moet de feitenrechter beoordelen op grond van de concrete omstandigheden van de zaak. Uit de rechtspraak blijkt dat vooral de volgende criteria belangrijk zijn om te bepalen of er al dan niet sprake is van rechtsmisbruik: het al dan niet aanwezig zijn van een voorafgaande ingebrekestelling (ook al is de verplichting daartoe contractueel weg bedongen), de verhouding tussen de voordelen van de ontbindingsbeslissing voor de kredietgever en de nadelen ervan voor de kredietnemer (proportionaliteitstoets), rekening houdend met de ernst van de wanprestatie, i.e., het al dan niet aanwezig zijn van een aanbod van de kredietnemer om de toestand snel te regulariseren, alsook de aanwezigheid van voldoende zekerheden.
Gevolgen van een onregelmatige of abusieve eenzijdige ontbinding
Wanneer de rechter in het kader van de a posteriori controle van oordeel is dat niet is voldaan aan de voorwaarden om op grond van het uitdrukkelijk ontbindend beding de overeenkomst te ontbinden of wanneer de ontbindingsbeslissing als abusief wordt aangemerkt, zal de kredietnemer kunnen kiezen tussen verschillende remedies. Uitgangspunt is dat het beroep op het uitdrukkelijk ontbindend beding in die gevallen een contractuele wanprestatie vanwege de kredietgever vormt. Aangezien het gaat om een contractuele wanprestatie van de kredietgever kan de kredietnemer steunen op de klassieke remedies bij een contractuele wanprestatie en de ontbinding van de overeenkomst ten laste van de kredietgever vorderen en/of een schadevergoeding eisen.
In heel wat gevallen waarin een kredietnemer geconfronteerd wordt met een onterechte ontbinding, zal de kredietnemer er de voorkeur aan geven het krediet te behouden.
Laura MAES en Reinhard STEENNOT, Instituut Financieel Recht, UGent
Een uitgebreide versie van deze bijdrage kunt u lezen in “De vervroegde beëindiging van commerciële kredietovereenkomsten”, Rechtskroniek voor het Notariaat, deel 38.
0 reacties