We hadden het in een vorige bijdrage over de Schenking van een familiale onderneming of vennootschap met fideicommis de residuo, en meer bepaald over het moment waarop de voorwaarden vervuld moeten zijn.
Maar veronderstel dat men wil verzaken aan zo’n restschenking, kan dat dan? En wat zijn de fiscale gevolgen?
Daarover ging het in de voorafgaande beslissing nummer 17026 van 4 september 2017.
1. Mevrouw A had aan haar dochter C en aan haar kleindochter D elk een onroerend goed geschonken. In de akte was er een restschenking opgenomen voor de afstammelingen van de begiftigden, en indien zij er geen zouden hebben, de andere begiftigde (dus D voor de schenking aan C, en C voor de schenking aan D).
Nu wensen zij echter in onderling akkoord afstand te doen van deze laatste wederkerige restschenking.
De aanvrager stelt de vraag of dit geen (terug-) schenking is, waarop registratiebelasting verschuldigd zou zijn. Hij argumenteert dat er geen begiftigingsoogmerk was, maar dat het alleen de bedoeling was dat de begiftigden onbezwaard het geschonken vermogen zouden kunnen beheren en er over zouden kunnen beschikken.
2. De Vlaamse belastingdienst spreekt zich niet uit over de geldigheid van de verrichting, maar oordeelt wel:
“Het recht dat door de begiftigden in tweede rang is verkregen op grond van het fideicommis de residuo moet worden beschouwd als een recht onderworpen aan de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de begiftigde in eerste rang.
Als pendente conditione aan dit recht wordt verzaakt, is dit een rechtshandeling die noch een eigendomsoverdragend, noch een eigendomsaanwijzend karakter heeft.
Om die reden is op de verzaking aan de uitwerking van het fideicommis de residuo, vóór het overlijden van de begiftigde in eerste rang, geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd.”
3. De beslissing lijkt ons zeer terecht. Zolang de voorwaarde niet vervuld is, kan de overeenkomst ontbonden worden zonder belasting. De federale administratie aanvaardde dit [1], en de Vlaamse belastingdienst aanvaardde ook al vroeger, m.i. terecht, dat de verzaking door de schenker, tijdens het leven van de begiftigde, aan een conventionele terugkeer die bij de schenking was bedongen, een handeling is die niet onder de toepassing van een Vlaamse registratiebelasting valt. Wat wanneer de verwachter vóór het openvallen van de erfstelling zijn eventuele rechten overdraagt aan de bezwaarde (de omgekeerde richting dus)? De federale administratie besliste hier vroeger dat het verkooprecht toepasselijk was [2]. Werdefroy oordeelt daarentegen – m.i. terecht – dat het eerder om een verbreking van het beding van erfstelling gaat [3]. Vóór de realisatie van de opschortende voorwaarde, dus vóór het overlijden van de bezwaarde, heeft de administratie immers geen verworven recht [4].
4. In de motivering bij de aanvraag werd eerder gesuggereerd dat het niet om een schenking ging, omdat de verzaking wederkerig was. De Vlaamse belastingdienst heeft zich echter gebaseerd op de mening van Werdefroy, en daardoor heeft de beslissing een bredere draagwijdte: ook een eenzijdige afstand van de restschenking tijdens het leven van de bezwaarde zou dus geen schenking zijn.
De auteur is onder meer actief als wetenschappelijk adviseur bij Tiberghien Advocaten
Dit artikel verscheen eerder op www.Lexfin.be (11 september 2017).
Wilt u meer artikels lezen van deze auteur? Klik hier.
0 reacties