Video delen op YouTube? Respecteer GDPR-regels cover

26 feb 2024 | Civil Law & Litigation

Video delen op YouTube? Respecteer GDPR-regels

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Het uploaden van een video op YouTube met vermelding van naam en adres van een buurtbewoner. Mag dat zomaar? De vraag werd aan de GBA voorgelegd (Beslissing ten gronde nr. 71/2020 van 30 oktober 2020).

Feiten: buurtbewoner zet buur met naam en adres op YouTube

Een buurtbewoner plaatst een video op YouTube waarbij de woning – en meer bepaald de schouw van een andere buurtbewoner die een houtvuur gebruikt – te zien is. Hierbij vermeldt hij ook de naam en het adres van de bewoner van de betreffende woning. De houtstoker maakt de zaak vervolgens aanhangig bij de GBA.

Rechtsgrond

  • Artikel 4.1 GDPR: (Definities – Persoonsgegevens).
  • Artikel 6.1.d) & e) GDPR: (Rechtmatigheid van de verwerking).

Voorafgaand aan de beslissing van de GBA

Op 17 april 2019 beslist de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde. Een week later ontvangt de Geschillenkamer vanwege de buurtbewoner die de video op YouTube zette, de mededeling dat hij de tussenkomst van de Geschillenkamer niet aanvaardt en hij in beroep wenst te gaan bij het Marktenhof tegen de beslissing van de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde.

Hij zou onder druk worden gezet door de Eerstelijnsdienst door het dreigen met het opleggen van een hoge geldboete zonder in kennis te zijn gesteld van enige inhoudelijke klacht. Hierdoor zou blijk zijn gegeven van partijdigheid en zou zijn gehandeld in strijd met het reglement van interne orde van de GBA. Ten tweede zou er tevens voor dezelfde feiten een klacht zijn ingediend bij het Openbaar Ministerie waardoor de buurtbewoner vraagt om beide dossiers samen te voegen en te laten behandelen door een rechtbank ten gronde.

Op 10 mei 2019 verzoekt het Marktenhof bij hof van beroep te Brussel voor de toezending van het rechtsplegingsdossier overeenkomstig artikel 723 Ger.W. Het Marktenhof bekijkt het dossier en oordeelt dat een beslissing van de Geschillenkamer uitvoerbaar bij voorraad is en derhalve de procedure voor de Geschillenkamer moet worden voortgezet. De buurtbewoner blijft zich verzetten en op 29 mei 2019 vindt er een inleidingszitting plaats bij het Marktenhof waarbij de GBA verstek laat.

Het arrest van het Marktenhof kan als volgt worden samengevat:

Vereiste van onpartijdigheid van de Geschillenkamer van de GBA

De situatie waarbij bepaalde personeelsleden van de GBA enerzijds adviezen geven en mailverkeer voeren met personen die denken gegriefd te zijn en dat dezelfde personeelsleden nadien, in dezelfde zaak, desgevallend fungeren als adviseur van de Geschillenkamer van de GBA of in een andere hoedanigheid, is vatbaar voor kritiek en sanctie.

Ook het feit dat dat de GBA reeds een inhoudelijk standpunt ten gronde heeft ingenomen door te dreigen met torenhoge boetes bij gebreke aan verwijdering van de video’s, én waar later één van haar organen te weten de Geschillenkamer als administratieve rechter zal moeten oordelen over het al dan niet bewezen zijn van een beweerde inbreuk, getuigt volgens het Marktenhof niet van een naleven van alle rechten van verdediging

Beslissing Geschillenkamer dat dossier gereed is voor behandeling

Aangaande de beslissing van de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde en daartoe een conclusiekalender heeft bepaald, stelt het Marktenhof dat het ontvankelijk verklaren van een klacht niet vooruit loopt op de beoordeling ervan.

Bedreiging van de burger met mogelijke veroordeling tot het betalen van hoge boetes

Het Marktenhof stelt dat, hoewel de bedreiging die wordt gericht aan de burger en waarbij hem voorgespiegeld wordt dat hij tot het betalen van hoge boetes zal kunnen worden veroordeeld door de GBA, deze niet in strijd is met een wettelijke bepaling, doch de GBA door de gehele wijze van handelen wel minstens de schijn wekt niet onpartijdig te zullen optreden.

Het Marktenhof beslist dat nieuwe conclusietermijnen dienen te worden bepaald waarbij de eerste termijn voor de houtstoker ten vroegste vervalt op de laatste dag van de maand die aanvangt nadat de procespartijen kennis hebben gekregen van het arrest. Het Marktenhof is hic et nunc niet gevat van een verhaal tegen een 'beslissing' ten gronde van de Geschillenkamer van de GBA en kan dienvolgens niet (bij voorbaat) oordelen over de wijze waarop de Geschillenkamer van de GBA dan wel het geschilpunt zou moeten oplossen.

Oordeel GBA over video op YouTube

Een video-opname van enkel en alleen een schouw waarop de uitstoot van rook te zien is zonder dat deze de identificatie van een persoon mogelijk maakt, is geen persoonsgegeven in de zin van artikel 4.1 GDPR. Echter, gezien de naam en het adres wel werd vermeld, maakt deze wel een verwerking uit van persoonsgegevens. De video-opname, alsmede de naam en het adres van de buurtbewoner zijn immers gepubliceerd met het oogmerk om te kunnen overgaan tot identificatie. De maker van de video erkent dit uitdrukkelijk doordat hij zelf aangeeft dat hij derden daarmee de gelegenheid wil bieden om te achterhalen wie de houtrookhinder veroorzaakt om zich vervolgens eventueel tegen die persoon burgerlijke partij te kunnen stellen…

YouTube
Vermeld niet zomaar namen en adressen van anderen in video’s op YouTube.

Volgens artikel 6 van de GDPR is een verwerking van persoonsgegevens slechts rechtmatig indien daartoe een rechtsgrond bestaat. Om de rechtmatigheid van de publicatie van het filmpje samen met de naam en het adres van de buurtbewoner aan te tonen, beroept de videomaker zich op artikel 6.1. d) GDPR (de verwerking is noodzakelijk om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon te beschermen) en artikel 6.1. e) GDPR (de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen).

Voor wat betreft de rechtsgrond uit artikel 6.1.d) GDPR moet de bescherming van een belang dat voor het leven van de betrokkene of dat van een andere natuurlijke persoon essentieel is, vooropstaan. De videomaker voert echter niet aan dat de publicatie van de gegevens van de houtstoker van belang zouden zijn voor het leven van hemzelf, maar daarentegen wel van belang zou zijn voor de bescherming van de gezondheid van derden, meer bepaald de omwonenden door hen te beschermen tegen de hinder van houtrookemissie.

Uit overweging (46) van de GDPR volgt dat dat de verwerking van persoonsgegevens op grond van het vitale belang voor een andere natuurlijke persoon in beginsel alleen is toegestaan indien de verwerking kennelijk niet op een andere rechtsgrond kan worden gebaseerd. Bijgevolg gaat de Geschillenkamer na of er desgevallend een andere rechtsgrond kan worden ingeroepen.

De videomaker beroept zich naast artikel 6.1.d) verder nog op artikel 6.1.e) GDPR. Volgens hem is de publicatie noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang vermits uit zijn argumentatie niet blijkt dat hij zich op enige rechtsgrond vastgesteld bij Unierecht of lidstatelijk recht beroept waaruit hij het recht zou kunnen putten om in het kader van het algemeen belang over te gaan tot de publicatie van de videobeelden met naam en adres van de houtstoker, is de Geschillenkamer van oordeel dat hij zich niet kan beroepen op artikel 6.1. e) GDPR om de betreffende publicatie als rechtmatig te bestempelen.

Uit eigen initiatief onderzoekt de Geschillenkamer nog of de videomaker zich zou kunnen beroepen op de rechtsgrond van gerechtvaardigd belang in artikel 6.1. f) GDPR. Hiervoor herhaalt de Geschillenkamer zijn eerdere rechtspraak omtrent de voorwaarden die door het Hof van Justitie zijn vastgesteld, namelijk moet er voldaan worden aan 1) de doeltoets, 2) de noodzakelijkheidstoets en 3) de afwegingstoets.

  1. Het aantonen van de ernst van de hinder en de impact van de rookemissie op de gezondheid van de omwonenden kan aangemerkt worden als een gerechtvaardigd doel.
  2. Het feit dat de houtstoker met naam vermeld werd bij de video is niet als noodzakelijk te beschouwen voor het bereiken van het doeleinde. Hiermee wordt enkel bereikt dat deze als vervuiler aangemerkt wordt zonder enige mogelijkheid tot verweer. Zonder vermelding van de naam, kon het doeleinde ook bereikt worden.
  3. Ook de afwegingstoets kan niet voldaan worden aangezien de houtstoker zich op geen enkel moment kon verwachten aan de publicatie van de beelden met zijn naam en adres. Enkel indien de toestemming werd gevraagd had dit mogelijk geweest onder de GDPR.

Uit het geheel van de uiteengezette elementen is de Geschillenkamer van oordeel dat de videomaker zich op geen enkele rechtsgrond kan beroepen waaruit de rechtmatigheid blijkt van de gegevensverwerking. De inbreuk op artikel 6.1. GDPR is aldus bewezen. De Geschillenkamer besluit hem hiervoor enkele een berisping te geven rekening houdend met het feit dat de videobeelden met vermelding van de naam en het adres van de houtstoker zijn verwijderd, alsmede dat de inbreuk slechts voor een eerste keer werd begaan. Op het verzoek van de videomaker om hem een schadevergoeding toe te kennen, kan de Geschillenkamer niet ingaan vermits zij niet over die bevoegdheid beschikt.

Uitspraak

Een berisping op te leggen voor wat betreft de inbreuk op artikel 6.1. GDPR.

Commentaar: video op YouTube kan persoonsgegeven zijn

Gegevens zijn slechts persoonsgegevens in zoverre identificatie van een bepaalde persoon mogelijk is. Door het plaatsen van de naam en adres van de betrokkene bij de video op YouTube, kwalificeert de video als een persoonsgegeven.

De rechtmatigheidsgrond van vitaal belang voor andere natuurlijke personen is enkel mogelijk indien er geen beroep gedaan kan worden op andere rechtsmatigheidsgronden. De GDPR stelt m.a.w. een strenge voorwaarde om gebruik te kunnen maken van deze rechtmatigheidsgrond. Reden waarom zij in de praktijk maar sporadisch wordt gebruikt.

Het feit dat er slechts een berisping wordt opgelegd, lijkt ons voldoende gemotiveerd door de Geschillenkamer. Een eerste inbreuk vanwege de videomaker, die ook nog eens de beelden in de loop van de procedure heeft verwijderd, hoeft geen aanleiding te geven tot een boete. Een terechte beslissing, je mag niet zomaar beelden maken zonder toestemming en deze verspreiden.

Studio Legale

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.