De Vlaamse Codex Fiscaliteit voorziet in artikel 2.1.6.0.1. in een vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen die zonder winstoogmerk aangewend worden voor de openbare eredienst, voor onderwijs, als hospitaal, ziekenhuis, dispensarium, rusthuis of vakantiehuis voor gepensioneerden en last but not least als soortgelijke weldadigheidsinstelling. Deze vrijstelling moet evenwel in principe telkens opnieuw bij ontvangst van het aanslagbiljet in de onroerende voorheffing geclaimd worden. Dit doet meteen de vraag rijzen of en in welke mate deze vrijstelling ook voor het verleden kan geclaimd worden, te meer daar pas recent is komen vast te staan dat zorgaanbieders deze vrijstelling kunnen genieten.
Wat voorafging
Hamvraag was lange tijd wat moet worden begrepen worden onder soortgelijke weldadigheidsinstellingen. Het Hof van Cassatie beperkte lange tijd de toepassing van de vrijstelling voor de zogenaamde “soortgelijke weldadigheidsinstellingen” tot enkel die instellingen die op eender welke wijze fysieke of geestelijke zorg verstrekken. Specifiek voor maatwerkbedrijven oordeelde het Hof van Cassatie dat zij tewerkstelling in een beschermende arbeidsomgeving aan bepaalde doelgroepen verschaffen en bijgevolg een activiteit hebben die verschilt van een instelling die fysieke of geestelijke zorg verstrekt.
Naar aanleiding van een prejudiciële vraag oordeelde het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 29 maart 2018 (GwH nr. 44/2018) dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden wanneer andere zorginstellingen dan diegene die fysieke of geestelijke zorg verstrekken, zouden worden uitgesloten van de vrijstelling van onroerende voorheffing. Het Grondwettelijk Hof verwees hiervoor naar de doelstelling van de vrijstelling, te weten de aanmoediging van de onbaatzuchtige opvang van hulpbehoevenden door de onroerende goederen die daartoe worden aangewend, fiscaal te begunstigen.
In zijn mijlpaalarrest van 19 maart 2020 volgde het Hof van Cassatie de grondwetsconforme interpretatie van het Grondwettelijk Hof en kwam een einde aan de uiteenlopende rechtspraak van beide hoven. Dit gaf aan alle zorgaanbieders in de non-profit sector de zekerheid dat zij recht hebben op een vrijstelling van onroerende voorheffing.
De vrijstelling moet in principe geclaimd worden …
De vrijstelling in de onroerende voorheffing voor zorgaanbieders wordt evenwel niet van rechtswege genoten, maar moet door de betrokken instelling worden geclaimd. De geëigende weg om deze vrijstelling te claimen is het indienen van een bezwaarschrift nadat de aanslag in de onroerende voorheffing is gevestigd.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt evenwel slechts drie maanden, te rekenen vanaf de derde werkdag na de verzenddatum van het aanslagbiljet. Deze termijn wordt in de praktijk als bijzonder kort ervaren, zeker in de gevallen waarin de betrokken onroerende goederen worden gehuurd door de zorgaanbieder en het aanslagbiljet toekomt bij de eigenaar …
Uit recente beslissingen van VLABEL over de inwilligingen van bezwaarschriften blijkt de vrijstelling aan maatwerkbedrijven te worden verleend voor zeven achtereenvolgende jaren (onder voorbehoud van gewijzigde situaties).
Ook voor het verleden!?
Dat zorgaanbieders recht hebben op een vrijstelling in de onroerende voorheffing is komen vast te staan door het mijlpaalarrest van het Hof van Cassatie van 19 maart 2020.
De vraag rijst of de zorgaanbieders ook de onroerende voorheffing die ze in het verleden hebben betaald, kunnen terugbetaald krijgen nu vaststaat dat de betaling ervan was gebaseerd op een ongrondwettelijke situatie.
Middels een verzoek tot ambtshalve ontheffing wegens een nieuw feit …
Vooreerst is er de mogelijkheid een verzoek tot ambtshalve ontheffing te richten aan VLABEL. Een dergelijk verzoek is onder meer mogelijk wanneer er sprake is van een overbelasting wegens een nieuw feit. Het Grondwettelijk Hof heeft meermaals geoordeeld dat deze voorwaarde is vervuld wanneer zijn arresten een ongrondwettelijke ongelijkheid vaststellen. Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 29 maart 2018 maakt bijgevolg een nieuw feit uit dat kan aangewend worden voor een verzoek tot ambtshalve ontheffing.
Zo’n verzoek tot ambtshalve ontheffing kan ingediend worden tot vijf jaar na 1 januari van het jaar waarin de aanslagen is gevestigd. Voor aanslagen die zijn gevestigd in 2020 of later kan bijgevolg binnen deze termijn een verzoek tot ambtshalve ontheffing worden ingediend.
… waarvan het laattijdig inroepen gerechtvaardigd is door gewettigde redenen
Voor een verzoek tot ambtshalve ontheffing geldt evenwel de bijkomende voorwaarde dat het laattijdige inroepen van het nieuw feit – in casu het arrest van het Grondwettelijk Hof van 29 maart 2018 – moet gerechtvaardigd zijn door gewettigde redenen.
Het arrest van het Grondwettelijk Hof werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 29 augustus 2018 wat de vraag doet rijzen of verzoeken tot ambtshalve ontheffing van later datum niet laattijdig zijn.
VLABEL heeft evenwel niet onmiddellijk deze rechtspraak van het Grondwettelijk Hof gevolgd. Wel integendeel, na het arrest van het Grondwettelijk Hof heeft VLABEL alsnog een cassatievoorziening ingeleid tegen een arrest van het hof van beroep van Gent van 2014.
Deze cassatievoorziening heeft uiteindelijk aanleiding gegeven tot het mijlpaalarrest van het Hof van Cassatie waarbij dit Hof zich aansloot bij het arrest van het Grondwettelijk Hof. Pas met de publicatie van een samenvatting van dit mijlpaalarrest op de website van de Vlaamse Belastingdienst op 21 april 2020, gaf VLABEL te kennen zich aan te sluiten bij deze rechtspraak.
De Vlaamse Belastingdienst is thans de mening toegedaan dat het laattijdig inroepen van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 29 maart 2018 enkel gerechtvaardigd is door gewettigde redenen voor zover de betrokken aanslagen werden gevestigd voor 21 april 2020. VLABEL kent bijgevolg de facto eenzelfde kracht toe aan de publicatie van een samenvatting van het mijlpaalarrest op zijn website als de publicatie van het arrest van het Grondwettelijk Hof in het Belgisch Staatsblad.
Een Belg wordt evenwel niet verondersteld elke dag kennis te nemen van de publicaties op de website van de Vlaamse Belastingdienst. De vervaldatum van een nieuw feit koppelen aan de datum van publicatie van het mijlpaalarrest op hun eigen website is dan ook op geen enkele wettelijk basis gesteund.
Dit geldt des te meer doordat de samenvatting van het arrest zonder meer werd geplaatst op de website zonder enige duiding, en zonder enige ruchtbaarheid te geven aan het gewijzigd standpunt van VLABEL via de pers of andere kanalen.
Middels een aansprakelijkheidsvordering jegens de Vlaamse overheid
Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 7 april 2011 bevestigd dat de fiscale administratie aansprakelijk kan worden gesteld als zij nalaat de belastingplichtige te informeren over zijn rechten om op te komen tegen een overmatige belasting. Aanleiding tot dit arrest was een arrest van het hof van beroep van Bergen van 24 juni 2009 dat de fiscale administratie in de fout is gegaan door geen enkele maatregel inzake algemene informatie te nemen teneinde de belastingplichtigen tijdig te informeren over hun recht om een verzoek tot ambtshalve ontheffing in te dienen. Door dergelijk informatie niet te verspreiden, vindt het Hof dat de belastingadministratie zich niet heeft gedragen als een normaal, zorgvuldig en omzichtig overheid in zijn relatie met de belastingbetaler.
Dergelijke nalatigheid staat in oorzakelijk verband met de geleden schade, ten belope van het bedrag van de belasting die de belastingplichtige door de fout van de fiscus niet heeft kunnen laten ontheffen.
De Vlaamse belastingdienst heeft de zorgaanbieders op geen enkele wijze geïnformeerd over hun recht om een bezwaar of een verzoek tot ambtshalve ontheffing in te dienen, noch naar aanleiding van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 29 maart 2018 noch naar aanleiding van het arrest van het Hof van Cassatie van 19 maart 2020.
In deze omstandigheden kan dan ook geargumenteerd worden – in navolging van het hogergenoemde cassatiearrest van 7 april 2011 – dat de aansprakelijkheid van de Vlaamse overheid in het gedrang komt.
Conclusie
Door het mijlpaalarrest van het Hof van Cassatie van 19 maart 2020 in navolging op het arrest van het Grondwettelijk Hof van 29 maart 2018 is komen vast te staan dat zorgaanbieders de vrijstelling in de onroerende voorheffing als soortgelijke weldadigheidsinstelling kunnen genieten. Deze vrijstelling dient evenwel geclaimd te worden middels een tijdig ingediend bezwaarschrift. Sinds kort verleent VLABEL vrijstelling voor meerdere jaren in het kader van beslissingen over bezwaarschriften.
Ook voor het verleden kan deze vrijstelling geclaimd worden middels een verzoek tot ambtshalve ontheffing. Tot eind dit jaar is er de mogelijkheid voor de aanslagen gevestigd in 2020 een verzoek tot ambtshalve ontheffing te richten aan VLABEL. VLABEL is vooralsnog de mening toegedaan dat dit niet mogelijk is voor aanslagen gevestigd vanaf 21 april 2020, maar dit staat ter discussie. Ook is er de mogelijkheid de Vlaamse overheid in gebreke te stellen doordat zij de belastingplichtigen niet op de hoogte heeft gebracht van de mogelijkheid een bezwaar of een verzoek tot ambtshalve ontheffing in te dienen, wat nochtans van een normaal zorgvuldige overheid kan worden verwacht. Wordt vervolgd.
Jan Sandra en Charles Petit
Volg ook onze IMPOSTO Tax Talks, ook op LinkedIn
0 reacties