Het VVPRbis-regime werd ingevoerd om de financiering van KMO’s met vers kapitaal fiscaal te stimuleren. Onder het VVPRbis-regime worden dividenden slechts belast in de roerende voorheffing en personenbelasting aan 20% of 15% in plaats van aan het algemeen tarief van 30%. Enkel dividenden die voortkomen uit aandelen toegekend door een kleine vennootschap in ruil voor een inbreng in geld vanaf 1 juli 2013 komen in aanmerking voor dit verlaagd tarief.
Door het wetsontwerp houdende diverse bepalingen (reeds goedgekeurd door de Kamercommissie Financiën in eerste lezing) wordt nu tegemoet gekomen aan enkele onduidelijkheden en lacunes in de VVPRbis-wetgeving om zo terug aansluiting te vinden bij de initiële doelstelling van de wetgever.
Volstorting inbreng vereist
Voor de toepassing van het VVPRbis-regime is vereist dat de onderschreven sommen volledig volstort zijn. Onder de huidige wetgeving volstaat het dat de volstorting is gebeurd uiterlijk op het ogenblik dat de dividenden worden verleend of toegekend.
Naar aanleiding van de afschaffing van de minimumkapitaalvereiste voor kapitaalloze vennootschappen (zoals de besloten vennootschap) onder het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen werd de minimumkapitaalvereiste voor de toepassing van het VVPRbis-regime geschrapt.
Ingevolge deze wetswijzigingen ontstond een praktijk waarbij kapitaalloze vennootschappen hun ingebracht vermogen, dat slechts gedeeltelijk volstort was, verminderden door een (verdere) vrijstelling van de volstortingsplicht en een terugbetaling van het volstortte gedeelte van het ingebracht vermogen aan de aandeelhouders. Aangezien het VVPRbis-regime uitsluitend van toepassing is voor aandelen die volledig volstort zijn, bestond onduidelijkheid of de aandelen waarvan het initieel onderschreven bedrag nooit werd volstort al dan niet kunnen genieten van het VVPRbis-regime.
Het wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen wil deze onduidelijkheid wegwerken door in de wet expliciet te vermelden dat de initieel onderschreven inbreng volledig volstort moet zijn om te kunnen genieten van het VVPRbis-regime.
Wel wordt voorzien in een overgangsregeling voor vennootschappen die tussen 1 mei 2019 (inwerkingtreding nieuw Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen) en 15 december 2021 (datum van bekendmaking van de nieuwe regeling) te goeder trouw beslist hebben tot de vermindering van het ingebracht vermogen door een vrijstelling van volstorting van de onderschreven aandelen. Dividenden van deze vennootschappen kunnen alsnog in aanmerking komen voor het VVPRbis-regime voor zover de betreffende sommen opnieuw ter beschikking wordt gesteld van de vennootschappen door volstorting in geld van de aandelen op uiterlijk 31 december 2022.
Verbod op voorkeursbehandeling
Om te kunnen genieten van het VVPRbis-regime is onder meer vereist dat er bij de inbreng geen preferente aandelen worden gecreëerd: de ‘nieuwe aandelen’ mogen geen enkele voorkeursbehandeling genieten.
Het wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen vervangt het verbod op de creatie van preferente aandelen door een verbod om aan de betreffende aandelen een “voorkeursrecht” te verbinden “ten aanzien van de deelname in het kapitaal of in de winst of ten aanzien van de verdeling van het maatschappelijk vermogen”. Dit verbod slaat niet op voorkeursrechten die verband houden met andere aandeelhoudersrechten, zoals het stemrecht.
In de Parlementaire stukken wordt bevestigd dat de vereiste om geen preferente aandelen te creëren voor de toepassing van het VVPRbis-regime zo dient te worden begrepen dat enkel aan de aandelen die in het kader van het VVPRbis-regime worden uitgegeven geen voorkeursrecht verbonden mag zijn; andere aandelen waaraan voorkeursrechten verbonden zijn, sluit de toepassing van het VVPRbis-regime niet uit. Dit sluit aan bij hetgeen eerder werd bevestigd door de rulingcommissie.
In de huidige regeling is voorzien dat er geen preferente aandelen mogen worden gecreëerd op het ogenblik van de inbreng. In de voorgestelde regeling wordt niets gezegd over het ogenblik waarop de beoordeling moet gebeuren. Hieruit volgt dat aan de betreffende aandelen geen voorkeursrecht mag worden verbonden, noch op het ogenblik van de uitgifte ervan, noch op enig ander moment.
Aanvang wachttermijn
Het verlaagd tarief van de dividendbelasting kan slechts worden genoten nadat een bepaalde wachttermijn na de inbreng is verstreken. Het aanvangspunt van de wachttermijn voor de verlaagde roerende voorheffing en personenbelasting is op vandaag het ogenblik van de inbreng.
De initiële tekst van het wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen voorzag in een aanpassing van het aanvangspunt van voormelde wachttermijn. Bedoeling was om de wachttermijn maar een aanvang te laten nemen vanaf de volledig volstorting van de bedragen waarop bij de oprichting of kapitaalverhoging is ingeschreven, en niet zoals onder de huidige regelgeving vanaf de inbreng.
De tekst van het wetsontwerp werd op dit punt aangepast na een negatief advies van de Raad van State: het aanvangspunt van de wachttermijn blijft het ogenblik van de inbreng.
Fiscaal misbruik
De huidige wettekst bepaalt dat een persoon die een inbreng doet in geld afkomstig van een kapitaalvermindering in een verbonden of geassocieerde vennootschap, niet kan genieten van het verlaagd tarief.
In het wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen wordt verbijzonderd dat uitgekeerde liquidatiereserves, die onderworpen zijn aan het verlaagd tarief van 5%, van dergelijke verbonden of geassocieerde vennootschappen evenmin kunnen worden aangewend als inbreng in het kader van het VVPRbis-regime.
Inwerkingtreding
De wijzigingen die worden aangebracht aan het VVPRbis-regime zouden van toepassing zijn op dividenden toegekend of betaalbaar gesteld met ingang vanaf 1 januari 2022.
Anouck Sandra en Elien Rousseeuw
Volg ook onze IMPOSTO Tax Talks, ook op LinkedIn.
Dezelfde vertrouwde expertise op een frisse nieuwe website: www.imposto.be
0 reacties