Het VVPRbis-regime zorgt ervoor dat de aandeelhouders van vennootschappen die bij kapitaalinbreng als klein worden beschouwd, onder bepaalde voorwaarden kunnen genieten van een lagere belasting (lees: roerende voorheffing) bij winstuitkering, indien een bepaalde wachttermijn in acht werd genomen. Het standaardtarief voor dividenduitkeringen bedraagt 30%, terwijl dit tarief onder het VVPRbis-regime verlaagd kan worden tot 20% of zelfs 15%. In de huidige bijdrage gaan we nader in op de wachttermijn die gerespecteerd moet worden alvorens het fiscaal voordeel genoten kan worden.
De wachttermijn die in acht moet worden genomen, is één van de belangrijke voorwaarden die voldaan moet zijn voordat toepassing kan worden gemaakt van dit regime (Zie hierover ook het artikel Behoud VVPRbis-regime na inbreng aandelen in burgerlijke maatschap).
Verschillende tarieven in regime VVPRbis
Hieronder worden de verschillende tarieven en hun bijhorende wachttermijn kort besproken en verduidelijkt met enkele voorbeelden.
- Het tarief van 20% kan worden toegepast voor dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het tweede boekjaar volgend op dat van de inbreng bij oprichting van de vennootschap of bij kapitaalverhoging.
- Het tarief van 15% kan slechts toegepast voor dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het derde boekjaar volgend op dat van de inbreng bij oprichting van de vennootschap of bij kapitaalverhoging of voor volgende boekjaren.
De bestemming van het resultaat (en dus de ‘winstverdeling’) vindt in principe plaats op de jaarlijkse algemene vergadering. Daar kan onder meer worden beslist om de winst na belasting van het boekjaar te reserveren of als dividend uit te keren. De winstverdeling van boekjaar X gebeurt dus veelal in mei of juni van het jaar X + 1.
Vanzelfsprekend kan de algemene vergadering ook op een ander moment tot dividenduitkering besluiten. In dat geval is er juridisch-technisch geen sprake van een ‘gewone dividenduitkering’, maar van een ‘interimdividend’ of een ‘tussentijds dividend’. Hiertoe wordt dan in de regel besloten op een bijzondere algemene vergadering. De uitkering van een interimdividend heeft betrekking op de winst van het lopende boekjaar of op de winst van het voorgaande boekjaar, zolang de jaarrekening ervan nog niet werd goedgekeurd. Een tussentijds dividend betreft dan een dividenduitkering door onttrekking aan de beschikbare reserves en/of uit de overgedragen winst, welk plaatsvindt op enig ander moment dan de jaarlijkse algemene vergadering.
Aangezien beide technieken in de winstverdeling van het lopende boekjaar worden opgenomen (ondanks het verschil in oorsprong van de uitgekeerde winsten), geeft dit de facto de mogelijkheid om de wachttermijn met één jaar in te korten. Dit werd ook door de fiscale administratie bevestigd.[1]
Vanaf het verstrijken van de ‘driejarige wachttermijn’ en mits er voldaan is aan alle andere voorwaarden, kunnen alle toekomstige (gewone, interim- en tussentijdse) dividenden uitgekeerd worden aan 15%.
Enkele voorbeelden
Stel dat een vennootschap wordt opgericht op 20 augustus 2020 en het eerste boekjaar verlengd wordt tot 31 december 2021. Dan kan je voor het eerst uitkeren onder toepassing van het tarief van 20% op dividenden die verleend zullen worden door de jaarlijkse algemene vergadering in 2024 uit de winstverdeling van het boekjaar dat wordt afgesloten op 31 december 2023. Van het tarief van 15% kan slechts gebruik worden gemaakt voor dividenden die verleend zullen worden door de jaarlijkse algemene vergadering in 2025 uit de winstverdeling van het boekjaar dat eindigt op 31 december 2024.
Kanttekening: indien het eerste boekjaar van de vennootschap reeds zou aflopen op 31 december 2020, dan kan het 20%-tarief worden toegepast op dividenden toegekend op de jaarvergadering van 2023 (handelend over de winstverdeling van boekjaar 2022). Het 15%-tarief is dan van toepassing op dividenden toegekend vanaf de jaarvergadering van 2024 (handelend over de winstverdeling van boekjaar 2023).
Stel dat een vennootschap wordt opgericht op 20 augustus 2020 en het eerste boekjaar verlengd wordt tot 31 december 2021. Dan kan je voor het eerst uitkeren onder het tarief van 20% op interim- of tussentijdse dividenden die verleend zullen worden door de bijzondere algemene vergadering in de loop van 2023 uit respectievelijk de winst van het lopende boekjaar of de winst van vorige boekjaren. Van het tarief van 15% kan slechts gebruik worden gemaakt voor interim- of tussentijdse dividenden die verleend zullen worden door de bijzondere algemene vergadering in 2024 uit respectievelijk de winst van het lopende boekjaar of de winst van vorige boekjaren.
Kanttekening: indien het eerste boekjaar van de vennootschap reeds zou aflopen op 31 december 2020, dan kan het 20%-tarief worden toegepast op interim- of tussentijdse dividenden toegekend op een bijzondere algemene vergadering in de loop van 2022. Het 15%-tarief is dan van toepassing op dergelijke dividenden toegekend op een bijzondere algemene vergadering in de loop van 2023.
Voor zover u uw winsten niet wilt aanhouden in uw vennootschap, doet u er mogelijk goed aan deze tijdig uit te keren, want zoals u weet is het fiscaal recht altijd in beweging. Mocht de vennootschap over onvoldoende liquide middelen beschikken, kan een dividenduitkering in natura overwogen worden en/of kan de uitgekeerde som als een rekening-courantvordering op de vennootschap geboekt worden (en dus voorlopig door de vennootschap schuldig gebleven worden).
0 reacties