In het druk bijgewoonde Nationaal Duurzaamheidsdebat van Jubel op 20 april 2023, ging de interventie van prof. Em. Aviel Verbruggen (UAntwerpen) vanuit het publiek over de ongeloofwaardigheid van de neoklassieke economische aanpak en over de rol van het recht in het klimaatbeleid. Hier is plaats voor een omstandiger toelichting.
Zes essentiële factoren in energie- en klimaatbeleid
Het Nationaal Duurzaamheidsdebat stelde het klimaatvraagstuk als een multidisciplinaire uitdaging, met vragen naar de plaats van het recht. Deze kadrering is niet alleen terecht, maar essentieel noodzakelijk. Sinds enkele jaren hanteer ik een overzicht[1] van bepalende factoren in energie- en klimaatbeleid. Er zijn zes categorieën van factoren, namelijk: Actoren, Ideeën, Belangen, Instituties, Infrastructuren, en het Substraat van energie- en technologietransformaties. De menswetenschappen zijn te plaatsen in de eerste vier factoren. Onder Belangen spelen het economische en het geld een grote rol. Recht is een belangrijk deel van de Instituties.
Open het multidisciplinaire veld
Maar Ideeën openen het multidisciplinaire veld. Als energie-technologisch en economisch opgeleide onderzoeker heb ik met vallen en opstaan geleerd dat ideeën het eerst te bekijken zijn vanwege hun ongeziene invloed. Ideeën omvatten mythes, symbolen, beelden, taal, verhalen, discours, ideologie, paradigma’s, … Ze construeren kaders en perspectieven van waaruit verschijnselen, feiten en problemen duiding krijgen. Via Ideeën veroveren Belangen invloed en legitimiteit voor hun handelingen en instandhouding van posities met tentakels in de Instituties.
Het recht is afwezig in de kern van het klimaatbeleid
Zo heeft het neoklassiek-economisch discours van het neoliberalisme dusver de lakens uitgedeeld in het internationaal en Europees klimaatbeleid. De analyses en rapporten van Werkgroep3 van het Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering (IPCC) zijn geïnfecteerd door neoklassieke-neoliberale visies. Andere sociale wetenschappen, waaronder recht, zijn zwak of niet in het centrum van het IPCC-debat aanwezig. Het zijn IPCC-publicaties die het UNFCCC beleid ‘onderbouwen’ en sterk richten, met mondiale impact.
Tot dusver heeft het neoklassiek-economisch discours van het neoliberalisme de lakens uitgedeeld in het internationale en Europees klimaatbeleid.
Zoals prof. Christian Gollier in zijn lezing aangaf neemt de Carbon Value (CV) een sleutelpositie in in de afwegingen van economisch beleidsadvies. Theoretisch is de correcte CV het resultaat van een baten-kostenanalyse: het is de (universele) prijs waar de som van de schadekosten en van de uitstootreductie kosten minimaal zou zijn. Groot probleem: het soort baten-kostenanalyse dat nodig is om de CV te vinden is een utopie. De kennis en informatie nodig om het baten-kosten schema enigszins te vullen is immens, en ontbreekt in hoge mate. Naast de onmeetbare kennis en informatie, zijn ook een resem waardeoordelen onvermijdelijk om de zeer lange termijn (eeuwen in plaats van jaren), onzekerheden herhaaldelijk uitmondend in onwetendheid, en de slip in absolute onomkeerbaarheid een beetje ernstig te benaderen. In die utopische wereld kan iedere econoom wel een model opzetten om haar/zijn CV schattingen te maken[2]. Zo krijg je CV waarden van 2 tot 200 dollar/ton uitstoot.
De definitie van het probleem bepaalt het antwoord
Voeten op de grond: de klimaatcollaps is enigszins te milderen als de uitstoot van broeikasgassen razendsnel krimpt. Direct gebruik van fossiele brandstoffen tekent voor 36 Gigaton CO2 uitstoot per jaar. Hoe kijken wetenschappers tegen die uitdaging aan? Antwoord: dit hangt af van hoe ze het probleem definiëren.
Hoe kijken wetenschappers tegen die uitdaging aan? Antwoord: dit hangt af van hoe ze het probleem definiëren.
Neoklassieke economen houden vast aan de volgende omschrijving “Bij reductie van hun broeikasgasuitstoot brengen huidige generaties offers voor toekomstige generaties”. Impliciet, maar reuzeduidelijk, veronderstelt deze omschrijving dat de huidige generaties privileges bezitten om de atmosfeer te mogen vervuilen en derhalve het klimaat te vernietigen. Hebben deze privileges zonder morele verantwoording enige juridische basis?
Nu rijst de vraag: Wat is “uitstoot van een ton CO2 gassen” feitelijk, fysisch en procedureel bekeken? Een voorbeeld helpt een precies antwoord te vinden. De jurist-automobilist stapt in de stevig uitgebouwde bedrijfswagen. De rijdende auto haalt de energie uit de ontploffingen van benzine of diesel. Dit zijn koolwaterstoffen (C-H-verbindingen) die voor de ontploffing zuurstof (O2) nodig hebben. De zuurstof is een vijfde deel van de aangezogen lucht, met de overige vier vijfden vooral stikstof (N). In het ontploffingsproces ontstaat CO2, H2O (waterdamp), NO, NO2, en nog enkele vervuilende residuen van toxische aard. Alle restproducten gaan via de uitlaatpijp naar de atmosfeer. De automobilist zorgt voor het vullen van de brandstoftank, maar is totaal niet bezorgd over de uitgestoten uitlaat, ook niet over de CO2-uitstoot die voor honderd of meer jaar in de atmosfeer aanwezig blijft. In de auto van formaat gaat het snel over 200gram CO2 per afgelegde km, of voor een rit van 100 km over 20 kg CO2. Inderdaad meer gewicht dan de verbrande 10 liter benzine of diesel. Dit is eenvoudige fysica.
Als een persoon zich ontdoet van stoffen door die in de omgeving achter te laten, lijkt ‘zwerfvuil’, in dit geval ‘gasvormig zwerfvuil’ de meest treffende benaming. De juiste karakterisering van CO2-uitstoot als gasvormig zwerfvuil, keert privileges van te mogen uitstoten om in verplichting. Is het niet zo dat zwerfvuil achterlaten een misdrijf is? En dat tegen dit soort misdrijven, de rechtspraak eist dat de vervuiler onmiddellijk stopt met meer zwerfvuil uit te stoten? En dat de vroegere vervuiling moet worden opgeruimd of er eventueel een schadeloosstelling in de plaats moet komen?
Door de Ideeën te onderzoeken, de taal te wegen, en de implicaties te verkennen en te registreren, kan een kader, perspectief, en lens draaien over een grote hoek.
In de karakterisering ‘gasvormig zwerfvuil’ zouden niet langer neoklassieke economen het hoge woord voeren, maar de legale en juridische specialisten.
In de karakterisering ‘gasvormig zwerfvuil’ zouden niet langer neoklassieke economen het hoge woord voeren, maar de legale en juridische specialisten. Bijkomend zouden op het internationale forum de discussies over verlies en schade ook met andere hefbomen uit hun inertie worden bevrijd.
Aviel Verbruggen, emeritus hoogleraar, Universiteit Antwerpen
Meer over klimaatbeleid en het duurzaamheidsdebat.
Referenties
[1] Verbruggen, A. Quo Vadis Energiesystem Transformatie, 25 oktober 2022, figuur 1.
[2] Verbruggen, A. (2021) Pricing Carbon Emissions. Economic Reality and Utopia. Routledge open access, section 1.3.4, pp.13-14.
0 reacties