In de voorbije twintig jaar is de wettelijke samenwoning uitgegroeid tot een uiterst populaire samenlevingsvorm die onmiskenbaar een maatschappelijke behoefte dekt. De huidige wettelijke regeling van de wettelijke samenwoning is echter onvolkomen. In drie bijdrages bekijken we een aantal aspecten van de samenlevingsovereenkomst. In dit tweede deel: de inhoud van wettelijke samenlevingsovereenkomsten.
Welke concrete bepalingen en bedingen bevatte, deze overeenkomsten in de praktijk? Waar enkele wettelijke samenlevingsovereenkomsten één specifiek doel voor ogen hebben (bv. een tenlasteneming van een buitenlandse partner), bevatten de meeste een omvattende regeling ter omkadering van de wettelijke samenwoning. De waaier aan opgenomen bedingen is breed, al blijkt de focus te liggen op eigendom, bewijs, de gezinswoning en de bijdrageregeling in de lasten van het samenleven.
De werkelijke inhoud van de wettelijke samenlevingsovereenkomsten volledig uiteenzetten in deze bijdrage is onmogelijk. Wel volgt hierna een beknopt overzicht.
Regelingen bij leven
In tegenstelling tot wat geldt inzake huwelijk, impliceert de wettelijke regeling omtrent wettelijke samenwoning dat een wettelijke samenlevingsovereenkomst nodig is om solidariteit tussen de partners te bewerkstelligen, vooral in de hypothese van beëindiging van de wettelijke samenwoning door relatiebreuk. Er bestaat immers geen wettelijke hulpplicht of grondslag om een onderhoudsuitkering te vorderen en als goederenregime geldt een zuivere scheiding van goederen.
De mate waarin (kandidaat-)wettelijk samenwonenden vandaag effectief extra solidariteit tussen hen beiden bedingen verschilt, maar blijft over het algemeen vrij beperkt. Veeleer worden praktische aspecten geregeld. De reden daarvoor is niet geheel duidelijk.
Concreet toont de inhoudsanalyse aan dat wettelijk samenwonenden slechts zelden gebruikmaken van de mogelijkheid om correcties aan te brengen op het wettelijk bepaalde stelsel van scheiding van goederen in zijn zuivere vorm. Doorgaans wordt deze wettelijke regeling louter bevestigd. Het bedingen van een werkelijk gemeenschapsstelsel is trouwens vooralsnog niet toegelaten. Dit kan een reden vormen voor partijen die een dergelijke vermogensrechtelijke solidariteit beogen om veeleer voor een huwelijk te kiezen.
Ook eigendomsaanwijzende bedingen blijken de gemeenrechtelijke regels voornamelijk te bevestigen of daar nauw bij aan te leunen. Eerder uitzonderlijk wijken partijen ter zake significant af van het gemeen recht. Ook de algemene regelingen omtrent het passief bevestigen nagenoeg steeds de wettelijke regeling. Meer solidariteit is in sommige gevallen wel gelegen in de verhouding waarin partijen overeenkomen concrete schulden af te lossen.
Bovendien komen eigendomsvermoedens veelvuldig voor, die niet enkel een bewijsrechtelijke, maar ook een overdragende functie kunnen vervullen. Hetzelfde geldt voor verdelingsbedingen: een gelijke verdeling van goederen waarvan het eigendomsrecht ongelijk is, levert een van beide partners onmiskenbaar een vermogensvoordeel op. Bedingen van ongelijke verdeling blijken in de praktijk weinig gangbaar.
Daarnaast blijken partijen regelmatig in een tijdelijk voortgezette bescherming van de huisvesting te voorzien middels de toekenning van een tijdelijk bewoningsrecht na relatiebreuk. In het merendeel van de gevallen is zelfs uitdrukkelijk gestipuleerd dat de partner het goed gedurende de overeengekomen periode kosteloos mag blijven bewonen. Op dit punt is de verhoogde solidariteit bijgevolg duidelijk merkbaar.
Hoe ruim de lasten van het samenleven worden omschreven, geeft tevens blijk van de mate waarin partijen solidariteit tussen hen beiden vooropstellen. Bij een conventionele uitbreiding tot andere lasten dan deze bedoeld in de wet, moeten partijen zich wel bewust zijn van een eventuele kwalificatie als onrechtstreekse schenking van hetgeen een partner meer bijdraagt dan zijn normaal deel.
Extra solidariteit onder de vorm van een conventionele hulpplicht komt dan weer amper voor. Ook een alimentatiebeding wordt maar zelden ingelast. Veel vaker sluiten partijen de betaling van partneralimentatie en vooral een verbrekingsvergoeding echter uitdrukkelijk uit.
Een bijkomend gevolg daarvan is evenwel dat de wettelijk samenwonende als langstlevende geen aanspraak zal kunnen maken op een uitkering op grond van de arbeidsongevallen-, beroepsziekten- en asbestwetgeving.
Regelingen bij overlijden
Ter bescherming van de langstlevende wettelijk samenwonende partner blijkt ongeveer de helft van de geanalyseerde samenlevingsovereenkomsten een beding van aanwas met betrekking tot roerende goederen te bevatten. Met betrekking tot de onverdeelde gezinswoning of een ander onverdeeld onroerend goed komen aanwasbedingen minder vaak voor. Weliswaar bevat de aankoopakte van het goed mogelijk reeds een dergelijk beding.
Daarnaast verleent een minderheid van de samenlevingsovereenkomsten de langstlevende partner het recht om bepaalde roerende goederen van de eerststervende tegen betaling over te nemen van diens erfgenamen. Bedingen van voorkoop en voorkeur met betrekking tot de gezinswoning komen vaker voor en dit zowel in de hypothese van relatiebreuk als bij overlijden. Zelden wordt een dergelijk recht énkel aan de langstlevende verleend.
Slechts uitzonderlijk verleent een wettelijke samenlevingsovereenkomst een welbepaald levenslang of tijdelijk recht aan de langstlevende partner met betrekking tot de gezinswoning. Aangezien deze overeenkomsten dateren van na de invoering van het wettelijk erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner, lijken zij de wettelijke bescherming evenwel veeleer in te perken dan uit te breiden. Bovendien rijzen vragen naar de geldigheid van bepaalde bedingen.
Tot slot komt het eenmalig voor dat partijen elkaar aanduiden als begunstigde voor het partner- of overlevingspensioen, welke clausule evenwel inhoudsloos is. Vooralsnog geniet de langstlevende wettelijk samenwonende partner immers geen overlevingspensioen.
Wat de overlijdensdekking in een groeps- of individuele levensverzekering betreft, zou een partner de andere wel geldig als begunstigde kunnen aanduiden in een wettelijke samenlevingsovereenkomst, doch het is dan cruciaal om de verzekeraar daarvan op de hoogte te brengen.
Deze bijdrage is gebaseerd op het uitgebreide artikel van “Wettelijke samenlevingsovereenkomsten: ze verdienen uw aandacht, notaris!” van Dr. Lynn DE SCHRIJVER, Postdoctoraal medewerker Instituut voor Familierecht UGent, eerder gepubliceerd inRechtskroniek voor het Notariaat, deel 37. |
0 reacties