Vandaag begint een nieuw gerechtelijk jaar. We hebben opnieuw een woelig jaar achter de rug, en we gaan nog bijzondere tijden tegemoet: tijd voor een korte terugblik en een voorbeschouwing op wat nog komen moet.
Dhr. Eerste Voorzitter Rob Hobin schetst ter gelegenheid van de plechtige openingszitting op 1 september 2020 de situatie van het Hof van Beroep te Antwerpen, de ervaringen die zij hebben opgedaan en vraagt ook kort de aandacht voor een aantal toekomstperspectieven voor het Hof, en bij uitbreiding voor de rechterlijke organisatie en voor de rechtsstaat in het algemeen.
Wijzigende organisatie
Bij de uitbraak van de Covid-19 crisis werden steeds voor twee weken geldende federale maatregelen uitgevaardigd, waarbij sommige aspecten van de organisatie enerzijds op erg korte termijn moesten herdacht worden, maar waarbij tegelijkertijd toch liefst ook de lange termijn in de gaten gehouden werd. Aan het Hof van Beroep trof men de volgende maatregelen:
- Terwijl het Hof uitwerkte hoe de zittingszalen konden verbouwd worden zodat steeds voldoende afstand kon gegarandeerd worden, selecteerde het parket-generaal in overleg alle vastgestelde strafzaken op veiligheidsrisico en dringendheid. De geselecteerde zaken werden behandeld in een speciaal opgerichte strafkamer ten gronde;
- Het gevangenentransport werd bemoeilijkt door veiligheidsmaatregelen binnen de gevangenissen en door het beperkt aantal cellen op het hof van beroep, maar de advocaten waren bereid – in de mate van het mogelijke – hun cliënten ter terechtzitting te vertegenwoordigen;
- In de burgerlijke zaken draaiden de griffiers dubbele shiften om toch maar zoveel mogelijk partijen te bereiken opdat hun instemming kon bekomen worden met de schriftelijke inberaadname;
- Wijzigende procedureregels ingevolge het Volmachtenbesluit nr. 2 noopten de griffiers en de magistraten tot een telkens wijzigende aanpak.
Deze meerinspanningen hebben hun vruchten afgeworpen:
- Zowel voor de zaken van de KI, de jeugd, de burgerlijke belangen, als voor het geheel van de burgerlijke zaken werd 95% van het aantal zaken afgehandeld in vergelijking tot hetgeen in dezelfde periode in 2019 werd gepresteerd;
- De strafkamers ten gronde slaagden erin om meer dan 60% van het normaal aantal strafzaken te behandelen;
- Het Arbeidshof kan een gelijkaardig palmares voorleggen: slechts 22% van de zaken moest worden uitgesteld omwille van Covid-19, en de meesten daarvan konden in juni – in overtal – vastgesteld werden.
Niet ten onrechte werd opgemerkt dat sommige maatregelen tot bijsturing van de rechterlijke organisatie de grens van het beleidsmatige overschreden en zich op het terrein begaven van het inhoudelijk rechterlijke aspect, zoals bv. richtlijnen omtrent het verlenen van verstek of omtrent de al dan niet verplichte aanwezigheid van partijen in familiezaken.
Met het oog op de toekomst zullen wij, beleidsverantwoordelijken, er dan ook zorgvuldig over moeten waken dat we voldoende terughoudend blijven, en onze tussenkomst beperken tot het louter organisatorische.
Elke crisis schept opportuniteiten
Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft veel geleerd de afgelopen maanden. De coronacrisis heeft ons immers gedwongen om een aantal zaken praktischer op te lossen, door gebruik te maken van digitale middelen:
- Onmiddellijk na de lockdown van 18 maart was het informaticasysteem van e-deposit reeds aangepast, zodat voortaan ook nieuwe zaken via e-deposit konden ingeleid worden;
- Wij leerden op een meer moderne manier met de samenleving te communiceren, nl. via de sociale media, waardoor we veel meer burgers bereikten dan voorheen;
- Wij mochten experimenteren met een proefproject om de afstand voor de tolken te bewaren, via de zogenaamde “fluisterset”;
- Het Webex-teleconferentiesysteem werd ons ter beschikking gesteld. Er werden pleitzittingen via teleconferentie georganiseerd;
- In sommige rechtbanken konden gevangenen op de zitting worden gehoord via digitale hulpmiddelen, op een ogenblik dat de toegang tot de rechter hun de facto ontzegd werd. Het verdient aanbeveling om de juridische bezwaren tegen deze technieken, daterend uit een andere tijd, te herbekijken in het licht van de huidige gezondheidscrisis, en na te gaan in welke mate dit experiment kan worden veralgemeend.
Dit alles heeft ons verlangen naar een meer doorgedreven digitalisering van justitie alleen maar aangescherpt. Het is daarbij noodzakelijk om de middelen die vrijgemaakt worden voor digitale innovatie niet in één groot project te investeren, maar om wel degelijk een hele waaier van projecten te ondersteunen.
Laterale schade
We weten allen hoe de getroffen maatregelen ook zogenaamd laterale schade veroorzaakt hebben of zullen veroorzaken. Los van het individuele leed dat achter al deze cijfers schuil gaat, moet opgemerkt worden dat deze laterale gevolgen ook hun weerslag zullen hebben op de instroom van het aantal gerechtszaken.
Met zekerheid zullen de ondernemingsrechtbanken een grotere instroom kennen. De toegenomen inkomensonzekerheid zal de arbeidsgerechten bijkomend belasten. Het is aannemelijk dat ook de familie- en jeugdrechters bijkomend bevraagd zullen worden.
Gelet op de lange wervingsduur, is het noodzakelijk om vandaag reeds vooruit te lopen op deze evoluties en de nodige vacatures uit te schrijven voor die entiteiten die het nodig zullen hebben.
Wordt het wezen van de rechtstaat bedreigd?
Diverse federale maatregelen en meer dan 700 lokale besluiten werden uitgevaardigd om onze gezondheid te garanderen. De vraag die hierbij rijst is niet of onze gezondheid niet belangrijk is, de vraag is wel: hoe moet een rechtsstaat omgaan met een crisissituatie die veel langer duurt dan een plotse ramp? Welke rechten zijn absoluut, welke rechten zijn relatief?
Als bepaalde rechten minder absoluut zijn dan andere rechten: wie heeft dan de bestuurlijke bevoegdheid om die rechten te beperken of zelfs op te schorten of af te schaffen? De nationale overheid? Of ook elke lokale overheid, volgens eigen goeddunken? Wie houdt er – reeds vanaf de totstandkoming van die maatregelen – toezicht op het eventueel overschrijden van de gegeven bevoegdheid?
Deze vragen raken het wezen van de rechtsstaat. Het wezen van de rechtsstaat bestaat er immers in dat de burgers beschermd worden tegen willekeur en/of machtsmisbruik van de overheid. Deze bescherming wordt niet alleen gegarandeerd door rechterlijke controle achteraf, maar vooral ook door voorafgaandelijke bestuurlijke zorgvuldigheid. Deze vragen verdienen dan ook een uitgebreid debat. Daarom maak ik van deze gelegenheid gebruik om de overheid op te roepen over deze essentiële vragen het debat aan te gaan.
Dit was een samenvatting van de openingsrede ter gelegenheid van de opening van het juridisch jaar door Dhr. Rob Hobin, Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep van Antwerpen. U kunt zijn volledige uiteenzetting hier lezen.
Op 1 september 2020 legden de nieuwe advocaat-stagiairs aan de Balie Provincie Antwerpen en aan de Balie Limburg traditiegetrouw de eed af. Bekijk hieronder de sfeerreportage over deze bijzondere plechtigheid.
De eedafleggingen 2020 herbeleven van A tot Z? Bekijk sfeerreportages, individuele eedafleggingen en meer in het Advocatennet-dossier “Eedafleggingen 2020“.
0 reacties