De lancering van de nieuwe Zillion-film is niet bepaald onbesproken gebleven. De ex-Miss België naar wie in de film verwezen wordt als ‘Vanessa Goossens’ had, nog voor de film in première ging, laten weten dat zij op geen enkele manier haar medewerking had verleend aan de verfilming.
Voor zij die de film nog niet gezien zouden hebben: ‘Vanessa Goossens’ wordt in de film op een uiterst negatieve wijze in beeld gebracht, hetzij als een simpele, drugsverslaafde, eetgestoorde jongedame die niet vies is van mannelijke aandacht en een portie drama. De ex-miss, die intussen uit de schijnwerpers blijft en zelfs in het buitenland vertoeft, liet intussen via haar advocaat weten dat zij en haar familie de aanval als enorm beledigend ervaren. Zij overweegt nu om gerechtelijke actie te ondernemen. Vanuit een juridisch oogpunt rijst de vraag of er met succes kan worden opgekomen tegen het in een audiovisueel werk ongewenst in beeld brengen van aspecten van de persoonlijkheid van een bekend persoon, die al een tijdlang uit de media wegblijft, maar toch de kassa flink doet rinkelen voor de filmmakers.
Recht op privacy vs. artistieke vrijheid (art. 8 vs. art. 10 EVRM)
De zaak betreft een reputatiezaak die een belangenafweging vereist tussen de grondrechten uit de artikelen 8 en 10 EVRM, met name het recht op privacy versus de artistieke vrijheid. Eer en waardigheid kwalificeren als een mensenrecht. Hoewel artikel 8 EVRM, anders dan artikel 17.1 BUPO-verdrag, geen rechtstreekse verwijzing bevat naar het recht op bescherming van de eer en reputatie van een persoon, wordt de bescherming van een goede naam expliciet genoemd als een legitieme doelstelling om een inmenging in de vrijheid van meningsuiting te rechtvaardigen (art. 10.2 EVRM). In haar rechtspraak over dit topic reikt het EHRM enkele criteria aan die toelaten om de belangenafweging te maken (EHRM 11 maart 2014, Jelsevar e.a. t. Slovenië).
De bescherming van een goede naam wordt expliciet genoemd als een legitieme doelstelling om een inmenging in de vrijheid van meningsuiting te rechtvaardigen
De vraag naar de werkelijke aard van het werk is de belangrijkste vraag. Fictionele werken, zoals romans waarin vaak een overdreven stijl en veelzeggende beeldspraak wordt gehanteerd, genieten immers een bijzondere bescherming onder de conventie die ontleend wordt aan de artistieke vrijheid van auteurs als een waarde op zich. Schrijvers en filmmakers zijn kunstenaars die bijdragen aan het uitwisselen van denkbeelden en meningen, reden waarom hun vrijheid niet bovenmatig beperkt mag worden. Of een werk fictie is of niet hangt daarbij samen met hoe de makers het werk presenteren enerzijds en hoe het werk bij het publiek opgevat wordt anderzijds.
Een mix van waarheid en fictie?
Specifiek voor Zillion geldt dat de makers de film, wellicht vanuit een eigen financieel belang, gepresenteerd hebben als een mix van waarheid en fictie. Net deze combinatie van waarheids- en fictieaanspraken maakt het werk spannend en beter verkoopbaar. Hoewel in fictionele werken waarheidsaanspraken wel vaker vermengd worden met overdrijving en beeldspraak, zal de vraag zijn of het werk naar objectieve maatstaven kan kwalificeren als een fictioneel werk. Het is hier dat de schoen bij Zillion wringt.
De film zit immers vol met verwijzingen naar negatieve aspecten van de persoon van de ex-miss zonder dat daarbij uitdrukkelijk aangegeven wordt dat deze verwijzingen onecht zijn. Wel integendeel, de makers hebben – door een deel van de film als waargebeurd te claimen – gewild om het publiek net daarover te laten twijfelen. Om een succesvolle vordering van la Goossens te vermijden zouden zij er nochtans beter aan gedaan hebben prat te gaan op het fictionele karakter van de film. Maar zelfs als ze het werk bestempeld zouden hebben als een fictioneel werk, dan nog zou artistieke expressie enkel een factor geweest zijn in de beoordeling, die niet steeds de doorslag geeft. Hoe dan ook zal ook de perceptie van het publiek en de omvang van het publiek dat via het werk bereikt wordt een rol gaan spelen in de beoordeling.
In de zaak Jelsevar e.a. t. Slovenië, die ging over het vermeend beledigend in beeld brengen van de overleden moeder van de klagers in een roman, verklaarde het Hof zich akkoord dat de nationale rechter bij de belangenafweging rekening had gehouden met de vraag of de, in casu, gemiddelde lezer het verhaal als ‘echt’ zou beschouwen en/of het verhaal als beledigend zou ervaren, gelet op de context van het werk in zijn geheel. In de zaak Jelsevar ging het echter om een roman die als kunstvorm in het algemeen een kleiner publiek dan de massamedia opzoekt. Zillion heeft daarentegen wél een zeer groot bereik met als gevolg dat de impact op de goede naam van de ex-miss dus ook veel groter zal zijn.
Herkenbaarheid van de persoon
Een bijkomend criterium schuilt in de vraag of de aanval op de persoon zwaar is en of deze persoon op herkenbare wijze in beeld wordt gebracht. Ook hierbij zal het oordeel van het gemiddelde publiek betrokken worden. De vraag rijst meer in het bijzonder of de ex-miss geïdentificeerd kan worden met het fictieve personage ‘Vanessa Goossens’ en of dit personage afgebeeld wordt op een beledigende manier die neerkomt op smaad. Beslissend zal hier dan zijn of de gemiddelde kijker de film opvat als een fictief werk of niet, of het beeld dat van ‘Vanessa Goossens’ opgehangen wordt doet denken aan de ex-miss en of de weergave door een persoon met gemiddelde gevoeligheid als beledigend ervaren zou worden, hierbij rekening houdend met de context van de film in zijn geheel.
Een bijkomend criterium is of deze persoon op herkenbare wijze in beeld wordt gebracht. Hierbij wordt het oordeel van het gemiddelde publiek betrokken
Belangrijke rol voor de nationale rechter
Indien de ex-miss naar de rechtbank trekt, is een belangrijke rol weggelegd voor de nationale rechter aan wie gevraagd zal worden om de belangenafweging te maken tussen het recht op privacy met inbegrip van het recht op bescherming van de reputatie van de ex-miss versus het recht op artistieke vrijheid van de makers. Bij deze afweging zal de rechter alle concrete omstandigheden in de beoordeling betrekken. Ondanks de zeer ruime bescherming van artistieke expressie, spelen een aantal van deze omstandigheden in het nadeel van de makers.
Als een eerste factor weerhouden wij dat de aard van het werk, een film die deels op de realiteit gebaseerd is en deels niet, een massapubliek bereikt heeft van wie verwacht wordt dat zij de lijn tussen echt en onecht kunnen trekken. Een tweede factor betreft de vaststelling dat de impact van de reputatieschadelijke aanval – mede door het enorme succes van de film – zeer groot is en de aanval, minstens door de ex-miss zelf en haar familie, als zeer ernstig wordt ervaren. Doorslaggevend zal hier nochtans niet uitsluitend het gevoel van de betrokken persoon en haar familie zijn. Volgens het EHRM is ook de vraag of de gemiddelde kijker met een gemiddelde gevoeligheid de link legt met de echte ‘la Goossens’ relevant en dient ook nagegaan te worden of deze gemiddelde kijker de aanval op de persoon als beledigend ervaart. De herkenbaarheid van de ex-miss is in deze alvast geen issue. Iedereen weet over wie het gaat. Een laatste factor in het nadeel van de makers is o.i. dat, wanneer men het eigen gedrag van de betrokken persoon in de beoordeling zou nemen, het in dit geval onder de aandacht gebracht kan worden dat de ex-miss in dit geval de media sinds geruime tijd niet meer opzoekt en haar privacy zelfs volledig afschermt.
Naar welke kant de weegschaal in deze concrete casus zal hellen, is moeilijk te voorspellen. Zeker is wel dat de evenwichtsoefening op zich reeds complex is, net omdat er niet zoiets bestaat als een gemiddelde kijker met een gemiddelde gevoeligheid en ook het antwoord op de vraag of het werk al dan niet als fictie gepercipieerd wordt, kan verschillen.
To be continued… or not.
0 reacties